e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muurstijlen stijlen: stīlǝ (Tungelroy) De verticale balken van het vakwerk. Zie ook afb. 46 en 47. [N 4A, 52a; monogr.] II-9
muurvlechting boerestrik: bōrǝstrek (Tungelroy), vlechtwerk: vlɛxtwęrǝk (Tungelroy) Wigvormig muurdeel waarvan de steenlagen loodrecht op de helling van de muurlijn staan. De lagen van de muurvlechting lopen alle tot een zelfde lintvoeg door. Kleine muurvlechtingen worden uitgevoerd in staand verband, grotere in kruisverband. Zie ook afb. 42. [N 31, 29] II-9
muziek muziek: NB meziekmaake, muziekmaken, musiceren.  meziek (Tungelroy) Muziek. III-3-2
muziekinstrument instrument: instrument (Tungelroy, ... ), strument: struumênt (Tungelroy) Een instrument waarmee muziek gemaakt kan worden [instrument, muziekje]. [N 90 (1982)] || Instrument. III-3-2
muzikant muziekman: muziekman (Tungelroy), muzikant: muzikant (Tungelroy), speelman: speulmân (Tungelroy) Iemand die een muziekinstrument bespeelt of muziek componeert [musicus, muzikant]. [N 90 (1982)] || Speelman, muzikant. III-3-2
naaf naaf: nāf (Tungelroy) De ronde blok in het midden van het wiel waardoor de as steekt en dat met de velg verbonden is via de spaken. Ter versterking worden er naafbanden rond aangebracht. Zie ook de lemmata middennaafbanden, muilband en achternaafband in II.11. [N 17, 58, 40, 50b; N G, 43; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; L 20, 20a; L 39, 21; A 4, 20a; monogr.] I-13
naaf van het drijfwiel koon: kōn (Tungelroy) Middenstuk van het drijfwiel, waardoor de as gaat en waarin de spaken zitten. [N 34, B8; N 34, B9] II-7
naafbus bus: bø̜s (Tungelroy) De metalen bus in de naaf van het karwiel die om het uiteinde van de karas draait. Het plaatsen van de naafbus in de dom werd in Q 113 bussen (b0sd) genoemd. Dit werk werd doorgaans door de wagen- of radmaker gedaan. Zie ook afb. 214-215. [N G, 43b; N 17, 59; JG 1a; JG 1b; L 39, 22; monogr.] II-11
naaien naaien: nē̜jǝ (Tungelroy) Algemene benaming voor naaien. Informanten uit P 119, P 188 en Q 77 merken op dat de benaming lappen ouder is dan naaien. [N 62, 1a; N 62, 1d; A 2, 70; A 37, 1c; L 31, 46; Gi 1.IV, 12; MW; RND; Wi 40; S 25; monogr.] II-7
naaimachine naaimachine: nęjmǝšin (Tungelroy) Werktuig om machinaal mee te naaien. [N 59, 17a; monogr.] II-7