e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
navelbandje navelbandje: navelbendje (Tungelroy), navelbéntje (Tungelroy) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
necrobacillosis, rotkreupel rotkreupel: rotkreupel (Tungelroy), rotkrø̄pǝl (Tungelroy) Een besmettelijke klauwaandoening. Het begint met een ontsteking van de huid tussen de klauwen, daarna wordt de hoornwand aangetast en de zool van de klauw; deze laten los en er ontstaat kreupelheid. [N 77, 63; N 19, 69; A 48a, 29; N 52, 16; monogr.] I-12
neef neef: ae = è  naef (Tungelroy) neef III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Tungelroy), WLD  neet (Tungelroy) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoog: neugeoug (Tungelroy), neugezug (Tungelroy), steenzweer: steinzwéér (Tungelroy) Bloedzweer: pijnlijke, rode, meestal in de nek of oksel optredende huidontsteking (kwader, negenoog). [N 84 (1981)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2
nek nek: nek (Tungelroy) nek III-1-1
neomist neomist (<gr.): neomist (Tungelroy) Een pas gewijde priester, Neomist. [N 96D (1989)] III-3-3
nerf van de weide groes: grōs (Tungelroy), zode: zōi̯ (Tungelroy) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nerf van een blad nerf: WLD  nerf (Tungelroy) De aders van een blad die als ribben zichtbaar zijn en uitgaan van de steel (nerf, rib). [N 82 (1981)] III-4-3
nest nest: nèst (Tungelroy) nest III-4-1