34370 |
neusring |
naasring:
nāsrẽŋk (L318b Tungelroy),
varkensring:
vɛrkǝsreŋk (L318b Tungelroy)
|
Ring in de neus van het varken die het wroeten moet beletten. [N 19, 26; JG 2c; mongr.]
I-12
|
20482 |
nicht |
nicht:
nicht (L318b Tungelroy)
|
nicht
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
neer (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
34208 |
nierbekkenontsteking |
aan de nieren hebben:
(de koe heeft het) ān dǝ nērǝ (L318b Tungelroy)
|
Een aandoening van de pisbuis, vervolgens van de blaas en van een van de pisleiders en tenslotte van het nierbekken. De kwaal komt bijna uitsluitend bij het vrouwelijk dier voor. De dieren hebben minder eetlust, herkauwen weinig, vermageren, hebben een droge en stugge huid. Ze urineren telkens in kleine hoeveelheden. De oorzaak is een bepaalde smetstof. Zie ook het lemma ''chronische nier- en nierbekkenontsteking'' in wbd I.3, blz. 486. [N 3A, 94; N 52, 29; A 48A, 43]
I-11
|
34265 |
nieren |
nieren:
nērǝ (L318b Tungelroy),
niertjes:
nērkǝs (L318b Tungelroy)
|
Boonvormig orgaan dat dient tot afscheiding van de urine. De opgaven zijn alle meervoud. [N 28, 88d]
I-11
|
18094 |
niersteen |
niersteen:
neerstein (L318b Tungelroy)
|
Nier-, gal- en blaassteen: steenachtige zelfstandigheid in galblaas, nieren of blaas (steen, graveel, graveelsteen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34153 |
niet behouden |
niet behouden:
nēt bǝhǭjǝ (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
verlopen:
vǝrlǫu̯pǝ (L318b Tungelroy)
|
Niet bevrucht. De koe wordt drie weken na de dekking weer tochtig. [N 3A, 32b]
I-11
|
34149 |
niet bevrucht |
gust:
gø̄st (L318b Tungelroy),
gø̜st (L318b Tungelroy),
leeg:
lēx (L318b Tungelroy)
|
Niet bevrucht bij dekking, gezegd van de koe. [N C, 19; N C, 18]
I-11
|
24716 |
niet gedijen |
niet willen:
WLD
niet wille (L318b Tungelroy)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33447 |
niet gehalveerde poortvleugel |
slag:
slāx (L318b Tungelroy)
|
Een scharnierende poort bestaat meestal uit twee vertikaal verdeelde planken helften of vleugels. Bedoeld wordt een poortvleugel die niet zelf nog eens gehalveerd is. Zie voor dit laatste het lemma "gehalveerde poortvleugel" (4.1.7). Zie voor de fonetische documentatie van het woord (poort) het lemma "poort" (4.1.1). Zie ook afbeelding 18.c bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42a; monogr.]
I-6
|