33501 |
notendop |
bast:
WLD
bast (L318b Tungelroy),
boest:
WLD
boost (L318b Tungelroy),
boester:
WLD
boost(er) (L318b Tungelroy),
schaal:
WLD
(sjaal) (L318b Tungelroy)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
21706 |
notulen |
notulen:
notule (L318b Tungelroy)
|
het korte schriftelijke verslag van hetgeen behandeld is in een vergadering [notulen, nouten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23670 |
noveen |
noveen (<lat.):
noveen (L318b Tungelroy)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18334 |
nylonkous |
kous:
kousse (L318b Tungelroy),
nylon:
neilons (L318b Tungelroy)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongereef (L318b Tungelroy)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
mörge (L318b Tungelroy),
s⁄mörges (L318b Tungelroy),
ochtend:
mörrige (L318b Tungelroy),
ochtend, morgen:
möäre (L318b Tungelroy),
(bw).
möäre (L318b Tungelroy),
(mörreges).
mörrege (L318b Tungelroy),
(möäres).
möäre (L318b Tungelroy),
s morgens:
smörreges (L318b Tungelroy),
smöäres (L318b Tungelroy),
s voormiddags:
sveurmiddigs (L318b Tungelroy),
veur ⁄e middig (L318b Tungelroy)
|
s morgens) [DC 65 (1990)], [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
octaaf (L318b Tungelroy)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
bekenboord:
de beekeboôrd (L318b Tungelroy),
boord:
(beurd). Vb. hè sjeet zich t boôrd van t gaat aaf! (lett. hij scheet de rand (het boord) van zn gat af, m.a.w. hij liep leeg!).
boôrd (L318b Tungelroy),
kant:
kantj (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
beekoever || boord (van beek), rand, zoom || oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (L318b Tungelroy)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L318b Tungelroy),
offerstok:
offerstok (L318b Tungelroy)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|