33186 |
ondiep poten |
dreeg:
dręi̯x (L318b Tungelroy)
|
Vergelijk ook de lemmaɛs Ondiep en Ondiep Ploegen in aflevering I.1, p. 85-87. Het materiaal van dit lemma kan worden beschouwd als een aanvulling op dat van aflevering 1. Daar er in de eerste aflevering geen kaarten zijn opgenomen, is hier in kaart 14 ook het materiaal van de genoemde lemma¯s toegevoegd, zodat een algemene kaart Ondiep kon worden getekend. Bij de bijwoordelijke uitdrukkingen in dit lemma moet steeds het werkwoord voor "poten": ɛpoten, plantenɛ of ɛzettenɛ, worden toegevoegd; zie daartoe het lemma Poten. [A 20, 1a]
I-5
|
32699 |
ondiepe voor, ondiep geploegd land |
drege voor:
dręi̯x ˲[voor] (L318b Tungelroy),
voortje:
vø̄rkǝ (L318b Tungelroy)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor a) de ondiepe voor in het algemeen; b) de voor die ontstaat bij de een of andere manier van ondiep ploegen; c) de akker die in zodanige voren geploegd ligt. Van een indeling in groepen moest worden afgezien, omdat van sommige woordtypen niet alleen de meervouds-, maar ook de enkelvoudsvorm bruikbaar is voor de ondiepe voren waarmee men de akker beploegt, en bijgevolg voor de aldus bewerkte akker zelf. De termen zijn voornamelijk gerangschikt naar het grondwoord voor "ondiep geploegd" resp. "ondiepe voor". Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N P, 12; N 11A, 109c + d; add.: JG 1b; N 11, 59; A 20, 1b; monogr.]
I-1
|
19305 |
oneerlijk(heid) |
oneerlijk:
onierlik (L318b Tungelroy),
onīērlik (L318b Tungelroy),
vals:
vals (L318b Tungelroy)
|
liegend en bedriegend [onreins, oneerlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24527 |
oneetbare bes |
kral:
WLD
kral (L318b Tungelroy)
|
Een bes die niet geschikt is voor consumptie (kral, vergifbezie). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
25064 |
oneven, niet door twee deelbaar |
omp:
on (L318b Tungelroy),
oneven:
onaeve (L318b Tungelroy)
|
niet door twee deelbaar, gezegd van een aantal [on, oneven, onk, omp] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18975 |
onfatsoenlijk |
onfatsoenlijk:
onfatsoenlik (L318b Tungelroy),
onfutsoenlik (L318b Tungelroy)
|
in strijd met het fantsoen, met de goede manieren [vies, onfatsoenlijk] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25621 |
ongaar stuk deeg |
geslijmd:
gǝslīmdj (L318b Tungelroy),
geweid:
gǝwē̜dj (L318b Tungelroy),
wei:
wē̜j (L318b Tungelroy)
|
Ongaar stuk deeg in het gebakken brood. Vaak zit er een inzinking in het brood als gevolg van dat verschijnsel. Er is een aantal benamingen dat specifiek duidt op "ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg", een ander aantal duidt op brood met een ongaar stuk deeg erin, en een derde groep benamingen is bijvoeglijk van aard en zegt iets over de oorzaak van het ontstaan van zo''n ongaar stuk of zegt iets over de toestand van het brood, als een ongaar stuk deeg erin zit. [N 29, 68a; N 29, 68b; monogr.]
II-1
|
30020 |
ongebluste kalk |
klotkalk:
klǫtkalǝk (L318b Tungelroy),
ongebluste kalk:
ǫngǝbløstjǝ kalǝk (L318b Tungelroy),
ǫngǝblø̜s˱djǝ kalǝk (L318b Tungelroy)
|
Gebrande kalk die nog niet met water is aangelengd. Schelpkalk, steenkalk en mergelkalk zijn verschillende soorten ongebluste kalk. Zie ook de toelichting bij deze lemmata. De term 'kluitkalk' wordt gebruikt voor Luikse kalk die als grondstof de Belgische hardsteen heeft (Zwiers I, pag. 591). [N 30, 29a; monogr.]
II-9
|
24360 |
ongedierte, algemeen |
ongesiefert:
ongesieferdj (L318b Tungelroy),
ongesiefertj (L318b Tungelroy),
òngesjiefert (L318b Tungelroy),
WLD
óngesiefertj (L318b Tungelroy),
wormen:
wörrem (mv.) (L318b Tungelroy)
|
gedierte, klein ~ (verzamelnaam voor insecten, wormen, spinnen enz.) [gediert, ongediert, gewörmt, ongesiefer] [N 26 (1964)] || ongedierte || schadelijke en hinderlijke insecten [DC 55 (1980)]
III-4-2
|
18901 |
ongehoorzame jongen |
vlegel:
vlegel (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een ongehoorzame jongen [bengel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|