e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pannenkoekenbeslag koekendeeg: kookedeig (Tungelroy), kookedijg (Tungelroy), Syst. WBD  kokedeig (Tungelroy) Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)] || pannekoekbeslag III-2-3
pannenlap kwezel: kweezel (Tungelroy), panlap: panlap (Tungelroy) lap waarmee men hete voorwerpen van het vuur neemt (kwezel) [N 20 (zj)] III-2-1
pannenstrijker pannenstrijker: panǝstrīkǝr (Tungelroy), pannenvoeger: panǝvugǝr (Tungelroy) Smalle, lange troffel die wordt gebuikt om specie tussen de pannen te strijken. Zie ook afb. 77. [N 30, 8d; monogr.] II-9
pannentang pannentang: panǝtaŋ (Tungelroy) Lange nijptang waarmee de dakdekker stukken van pannen afknipt wanneer ze aan het ondereinde een schuine richting moeten hebben. Zie ook afb. 76. [N 30, 17; monogr.] II-9
pantoffel slof: sloffe (Tungelroy, ... ), slòf (Tungelroy) Hoe noemt men de pantoffels? [DC 09 (1940)] || Pantoffel. Thuis dragen veel mensen in plaats van schoenen pantoffels of muilen. De eerste hebben wel, de andere geen opstaande achterkant. Hoe noemt men in uw dialect die met een opstaande achterkant? [DC 44 (1969)] || slof III-1-3
pantoffeltje pantoffeltje: pantoffelke (Tungelroy), -  pantuffelkes (Tungelroy), pantôffelkus (Tungelroy) Pantoffeltje (calceolaria officinale). De twee meeldraden zijn beweegbaar, ongeveer als bij salie. Bladeren tegenoverstaand of verspreid, de onderste samengesteld, de bovenste alleen meer of minder ingesneden; de bladrand is dubbel gezaagd. De zwavelgele [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] III-2-1
pap pap: pap (Tungelroy, ... ), Syst. WBD  pap (Tungelroy) brij; Hoe noemt U: Half vast, half vloeibaar gekookt gerecht van een heel of half gemalen graansoort (gort of meel) of rijst (brij, kwet, prol, pap) [N 80 (1980)] || pap [DC 35 (1963)] || Pap, heel in het algemeen [N 16 (1962)] III-2-3
paradijs paradijs: paredies (Tungelroy) Het Paradijs [et paredies]. [N 96D (1989)] III-3-3
paraplu paraplu: parapluuj (Tungelroy), parpluuj (Tungelroy) paraplu [N 23 (1964)] III-1-3
parelen borrelen: borrele (Tungelroy), bruisen: brôese (Tungelroy) bruisen, schuimen || parelen; Hoe noemt U: Opstijgen van luchtbelletjes in drank (parelen, kriezelen, grinselen) [N 80 (1980)] III-2-3