22527 |
petoeten, zwikken (kaartspel) |
zwikken:
zwikke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24927 |
petroleum |
ptrole (fr.):
petrol (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
petroleum, minerale licht ontvlambare stof die vooral tot verlichting in lampen en als brandstof wordt gebruikt [petrol, peter-, stink-, bron-, brom-, gasolie] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19547 |
petroleumlamp |
lampe belge-lamp:
Met kap, en glas met verdikking.
lambelslamp (L318b Tungelroy),
pètrole-lamp:
Diverse soorten lampen voor verlichting in \'t huis. O.a. voor aan de muur of aan de zolder.
petrollamp (L318b Tungelroy),
Hangend, tegen de muur, en staande lampen.
petrollamp (L318b Tungelroy),
stinkerdlampje:
ste.ŋkərtlɛmpkə (L318b Tungelroy)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || petroleumlampje
III-2-1
|
20059 |
petunia |
petunia:
petunia (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
-
petunia (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
pispotje:
pispötje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
[DC 60A (1985)] [N 73 (1975)] [N 92 (1982)]Petunia (petunia hybrida). Paarse, blauwe, rode, witte of gestreepte bloemen, ze worden als sierplanten gekweekt. De bloemkroon is groot, trechtervormig. Het zijn behaarde kruiden, kleverig op het gevoel door de talrijke klierharen (petunia, petertunneke, [DC 60a (1985)], [N 73 (1975)], [N 92 (1982)] || Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende perkplanten: petunia hybrida [N 73 (1975)]
I-7, III-2-1
|
21063 |
peul |
schaal:
sjale (L318b Tungelroy)
|
de peulen, de doppen van erwten of bonen [N Q (1966)]
III-2-3
|
33508 |
peul, dop (znw) |
hauwtje:
hauwerke (L318b Tungelroy),
schaal:
sjaal (L318b Tungelroy),
sjale (L318b Tungelroy)
|
[N Q (1966)]hauwtje, peul van kruisbloemen || Hoe noemt u: de zaaddoos van de erwt als deze hard geworden is (peul, pool) [N 71 (1975)]
I-7
|
33522 |
peulen, doppen (ww.) |
uitdoen:
oetdoon (L318b Tungelroy)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
33569 |
peulerwten |
peulen:
peule (L318b Tungelroy),
WLD
peul (L318b Tungelroy)
|
De peulerwt; soort van erwt waarbij de hele vrucht gegeten wordt, ook de schil (sluimerwt, hauw(ke), peul, suikererwt, blie-erwt). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de volgende peulgewassen: peulerwten (de hele vrucht, ook de schil wordt in groene toestand gebruikt) [N 71 (1975)]
I-7
|
33628 |
peultjes |
schaalerwten:
sjaalerrete (L318b Tungelroy)
|
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
bonen liezen:
boeëne leeze (L318b Tungelroy),
liezen:
leeze (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy),
toppen:
tuppe (L318b Tungelroy)
|
afhalen van bonen || boontjes afhalen || erwten of bonen afhalen, van draden ontdoen [N Q (1966)]
III-2-3
|