22687 |
prent(je) |
prent(je):
prentje (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Een plaatje, prentje, afbeelding [beeldeke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21206 |
prentbriefkaart |
aanzichtkaart:
anzichtkaart (L318b Tungelroy)
|
een briefkaart waarop aan een zijde een afbeelding is afgedrukt [prentbriefkaart, zichtkaart, kaartbrief] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19333 |
pret, schik |
lol:
lôl (L318b Tungelroy),
plezier:
plezeer (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
schik:
sjik (L318b Tungelroy)
|
een gevoel van vrolijkheid en blijdschap waaraan men duidelijk uiting geeft [plezier, pret, lol, schik] [N 85 (1981)] || lol
III-1-4
|
19334 |
pretmaker |
lolmaker:
lolméker (L318b Tungelroy)
|
de persoon die altijd zorgt voor vrolijkheid en pret [pallieter, kadul] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19335 |
prettig |
plezierig:
plezeerig (L318b Tungelroy),
plezerig (L318b Tungelroy)
|
plezierig, prettig, aangenaam || pret, genoegen verschaffend of veroorzakend; aangenaam [pertig, prettig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20462 |
preuts |
preuts:
preuts (L318b Tungelroy),
trut, een -:
trut (L318b Tungelroy)
|
preuts; overzedig, gemaakt eerbaar [preuts, prude] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23244 |
prevelen |
prevelen:
prevelen (L318b Tungelroy)
|
Prevelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29943 |
priemen |
pennen:
pęnǝ (L318b Tungelroy),
pinnen:
penǝ (L318b Tungelroy)
|
De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.]
II-9
|
23326 |
priester |
geestelijke:
geistelik (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
priester:
preester (L318b Tungelroy)
|
Een priester [preester, prejster, geestelijke]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24040 |
priester gewijd worden |
gewijd worden:
gewiedj waere (L318b Tungelroy)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|