28447 |
raat |
raat:
roat (L318b Tungelroy),
roǝt (L318b Tungelroy)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
33576 |
rabarber |
rabarber:
rabarber (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u: rabarber (rheum palmatum - fam. polygoneae) (rebèrbel, rebèlleber) [N 71 (1975)]
I-7
|
19224 |
raden |
raden:
raoje (L318b Tungelroy),
roâje (L318b Tungelroy)
|
raden [N 07 (1961)]
III-1-4, III-3-2
|
33577 |
radijs |
radijsje:
redieskes (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u: radijs (raphanus sativus - fam. cruciferae) [N 71 (1975)]
I-7
|
21209 |
radio |
radio:
radio (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een radio-ontvangtoestel [radio] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18167 |
rafel |
trakeldraad:
Van Dale: trakelen, 1. moeizaam, traag voortgaan.
troakel draod (L318b Tungelroy),
vadem:
vaam (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
raofele (L318b Tungelroy),
ruffele (L318b Tungelroy)
|
aan de rand uiteenvallen in afzonderlijke draden, het loslaten van draden, gezegd van weefsel [rafelen, raffelen, reffelen, riefelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spinnejeger (L318b Tungelroy)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
20600 |
ragout van gebraden gevogelte |
ragout:
regoe (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt U: Ragout van gebraden gevogelte (salmi) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rails (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
de staven waarop een trein loopt [rails, riels, riggels] [N 90 (1982)]
III-3-1
|