23645 |
rinkelen met de altaarbel |
bellen:
belle (L318b Tungelroy)
|
Met deze bel rinkelen, bellen, schellen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20792 |
rins |
rans:
rans (L318b Tungelroy),
zurig:
zorig (L318b Tungelroy)
|
lichtelijk zuur smakend (rins, zurig) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
21214 |
riool |
riolering:
riolering (L318b Tungelroy)
|
het stelsel van buizen en kanalen voor het afvoeren v an vuil water [riool, geul, grip] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21200 |
rit |
rit:
rit (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)] || het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24409 |
ritnaald, larve van de kniptor |
koperworm:
keuperworm (L318b Tungelroy),
WLD
keuperworm (L318b Tungelroy),
ritnaald:
WLD
ritnaolj (L318b Tungelroy)
|
ritnaald, koperworm, schadelijke kniptor-larve die van plantenwortels leeft [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25039 |
ritselen |
ritselen:
ritsele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
een zacht, onregelmatig, schuifelend, ruisend of krakend geluid geven [ritselen, rispelen, snirsen, krimmelen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
18214 |
ritssluiting |
rits:
rits (L318b Tungelroy),
ritssluiting:
ritssloêting (L318b Tungelroy)
|
Ritssluiting [DC 64 (1989)]
III-1-3
|
24317 |
riviergrondel |
geufje:
guëfke (L318b Tungelroy)
|
grondel (vis)
III-4-2
|
24647 |
robinia |
acacia:
WLD
accasia (L318b Tungelroy)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18058 |
rochelen |
kitsen:
kitse (L318b Tungelroy),
klarken:
klarreke (L318b Tungelroy),
klorken:
klorreke (L318b Tungelroy),
rochelen:
rochele (L318b Tungelroy),
ròchele (L318b Tungelroy)
|
rochelen || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|