e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderie: WLD  selderiej (Tungelroy) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
seminarie seminarie (<lat.): seminarie (Tungelroy) Het seminarie. [N 96D (1989)] III-3-3
sering karneeltje: k’rnieuelkes (Tungelroy), -  kerniëelkes (Tungelroy), karneeltjesboom: k’rnieëlkesbaum (Tungelroy), sering(eboom)/bloem heet: krniee¨lkes ... (pg. 186)  kɛrnieëlkesbaum (Tungelroy), kerneeltje: k’rnieuelkes (Tungelroy), -  kerniëelkes (Tungelroy), kerneeltjesboom: k’rnieëlkesbaum (Tungelroy), sering(eboom)/bloem heet: krniee¨lkes ... (pg. 186)  kɛrnieëlkesbaum (Tungelroy, ... ) [DC 17 (1949)]sering [DC 17 (1949)] || sering (bloem) || sering, boom I-7, III-4-3
servies servies: servies (Tungelroy, ... ), sərvi.s (Tungelroy) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies III-2-1
siererwt pronkerwten: pronk ert (Tungelroy) Welke dialectbenamingen hebt u voor verschillende klimplanten: lathyrus odoratus (pronkerwt) (tevens snijbloem) [N 73 (1975)] I-7
sierkleedje, antimakassar kleedje: klèdje (Tungelroy), klédje (Tungelroy) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek franjelplag: fraanjelplak (Tungelroy), goede plag: gooje plak (Tungelroy) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigarenpijpje pijpenroortje: piepereurke (Tungelroy), sigarenpijpje: sigarepiepke (Tungelroy) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3
sijs sijs: siês (Tungelroy), sijsje: sijske (Tungelroy) sijs || sijs (12 groenig, maar man heeft zwart petje en sikje; alleen trek- en wintervogel, dan in dichte danszwermen, meest bij elzen; zeer geliefde kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
sik sik: siek (Tungelroy) sik III-1-1