e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
billijk ordentelijk: Van Dale: ordentelijk, 3. billijk.  ordentelik (Tungelroy), schappelijk: sjabbelik (Tungelroy), sjappelik (Tungelroy) redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)] III-3-1
bilzekruid bilzekruid: -  bilze kroed (Tungelroy) bilzekruid [DC 60a (1985)] III-4-3
binddraad binddraad: bentj˲drǭt (Tungelroy), dekdraad: dęk˱drǭt (Tungelroy) De ijzerdraad die men tegenwoordig gebruikt om de garde te bevestigen. Volgens de invuller uit L 320a moet de 'dekdraad' uit gegalvaniseerd ijzer of koperdraad vervaardigd zijn. In Q 98 gebruikte men panhaken om de garden vast te zetten. [N F, 7] II-9
binder binder: benjǝr/benjstǝr (Tungelroy) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnenbeer binnenbeer: benǝbiǝr (Tungelroy, ... ), benǝbē̜r (Tungelroy), benǝbīr (Tungelroy) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeur tussen stal en schuur schuurdeurtje: [schuur]dø̄rkǝ (Tungelroy) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6
binnendeur tussen woonhuis en stal gangdeur: gaŋk˱dø̄r (Tungelroy), staldeur: [stal]dø̄r (Tungelroy) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenplaats binnenplaats: binneplaats (Tungelroy, ... ) Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)] III-2-1
binnensmonds praten mommelen: moemele (Tungelroy), prevelen: prevele (Tungelroy) binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)] III-3-1
binnenstebuiten averechts: aeveres (Tungelroy), averechts (Tungelroy), binnenstebuiten: binneste boete (Tungelroy) binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)] III-1-3