22327 |
spelletje |
partijtje:
pertieke (L318b Tungelroy),
potje:
pøͅtjə (L318b Tungelroy),
spelletje:
spelke (L318b Tungelroy),
speulke (L318b Tungelroy),
NB speulke maake: een spelletje doen.
speulke (L318b Tungelroy)
|
Het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje]. [N 88 (1982)] || Spelletje.
III-3-2
|
20165 |
spenen |
spenen:
spiǝnǝ (L318b Tungelroy),
spīēne (L318b Tungelroy)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] || spenen; een kind van de speen of de borst afwennen [spenen, spanen] [N 86 (1981)]
I-9, III-2-2
|
17719 |
sperma |
natuur:
naoteur (L318b Tungelroy)
|
Sperma: het mannelijk zaad (foeter, natuur, sperma). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
24247 |
sperwer |
smelleken:
smaelke (L318b Tungelroy),
sperwer:
sperrever (L318b Tungelroy),
sperwer (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
alleen in kandidaatsscriptie
sperver (L318b Tungelroy)
|
smelleken || sperwer [DC 42b (1967)] || sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)]
III-4-1
|
33513 |
sperziebonen |
breekbonen:
bréékbōēn (L318b Tungelroy),
herenbonen:
WLD oude naam
hìereboon (L318b Tungelroy)
|
De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: de sperzieboontjes die men doorbreekt voor men ze kookt (breekbonen) [N 71 (1975)]
I-7
|
20535 |
spetteren |
spetteren:
spettere (L318b Tungelroy),
sprinkelen:
sprinkele (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26360 |
spie |
spie/spij:
spi(i̯) (L318b Tungelroy)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
30443 |
spie van het anker |
spie/spij:
spi (L318b Tungelroy),
spi.j (L318b Tungelroy)
|
De spie waarmee schieter en sleutel met elkaar verankerd kunnen worden. Zie ook afb. 72. [N 31, 38c; monogr.]
II-9
|
19804 |
spiegel |
spiegel:
spēgəl (L318b Tungelroy)
|
spiegel
III-2-1
|
21430 |
spieken |
afkijken:
aafkieke (L318b Tungelroy)
|
spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)]
III-3-1
|