17569 |
spier |
spier:
spier (L318b Tungelroy)
|
pees, spier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
speerke trekke (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
speerke trèkke (L318b Tungelroy)
|
Loten met gras of lucifers (bijv. wie de langste trekt) [spiertje trekken, getuigen, tuigen]. [N 88 (1982)] || Strootje trekken wie mag aftrappen.
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
spijbelen:
spijbele (L318b Tungelroy)
|
wegblijven van school: Hoe noemt men heimelijk, zonder medeweten van de ouders, ---? [DC 24 (1953)]
III-3-1
|
32062 |
spijker, nagel |
nagel:
nāgǝl (L318b Tungelroy
[(meervoud: nēgǝl(ǝ))]
)
|
In het algemeen het puntige, metalen staafje, waarmee iets vastgezet kan worden. [monogr.]
II-12
|
18202 |
spijkerbroek |
spijkerboks:
spijkerbòks (L318b Tungelroy)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nēgǝlǝ (L318b Tungelroy)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
18203 |
spijkerjas |
spijkerjasje:
spijkerjeske (L318b Tungelroy)
|
Spijkerjasje. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
18204 |
spijkerpak |
spijkerpak:
spijkerpak (L318b Tungelroy)
|
Spijkerpak. Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
30126 |
spijkerribben |
ribben:
røbǝ (L318b Tungelroy)
|
Houten balken die over de gewelven van een kelder worden aangebracht. Op de spijkerribben worden de vloerplanken van de benedenverdieping gespijkerd. [N 32, 21a; monogr.]
II-9
|
34592 |
spil van de berries |
pin:
pen (L318b Tungelroy)
|
IJzeren spil waarmee de berries van de slagkar bevestigd zitten aan de draagbomen onder de bak. [N 17, 18; N G, 56c]
I-13
|