e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uienpannenkoek ajuinenkoek: eundjekook (Tungelroy), Syst. WBD  êûnjekook (Tungelroy) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uiensoep uiensoep: eûnjesoep (Tungelroy) uiensoep III-2-3
uier uier: ȳi̯ǝr (Tungelroy) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b] I-9
uieren uieren: ȳi̯ǝrǝ (Tungelroy) Een zwellende uier krijgen in de draagtijd, gezegd van de koe. [N 3A, 35; A 9, 16; monogr.] I-11
uierkwartier kwartier: kwartēr (Tungelroy) Kwartier van de koeuier in het algemeen. [A 9, 12] I-11
uil uil: uul (Tungelroy) uil III-4-1
uit (voetbal) uit: oet (Tungelroy) (De bal is) uit. [DC 49 (1974)] III-3-2
uitblinken uitblinken: oetblinke (Tungelroy, ... ) schitteren boven iets of iemand anders, bijzonder begaafd zijn [uitstek zijn, uitblinken] [N 85 (1981)] III-1-4
uitbrander uitschieter: oetsjieter (Tungelroy), uitschieting: oetsjieting (Tungelroy) een sterke berisping [uitschijter, schrobbering, schoefeling] [N 85 (1981)] III-1-4
uitdenken uitpiekeren: oetpiekere (Tungelroy), uitprakkiseren: oetprakkezere (Tungelroy), oetprakkizere (Tungelroy) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4