17751 |
vlechten |
vlechten:
vlechte (L318b Tungelroy)
|
lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 86 (1981)]
III-1-1
|
30183 |
vlechtlatten |
stutlatten:
støtlatǝ (L318b Tungelroy)
|
Latten die op korte afstand van elkaar verticaal tussen de regels bevestigd worden. Door de latten worden vervolgens de twijgen gevlochten. [N 4A, 53a; N 31, 45d; Vld]
II-9
|
30184 |
vlechttwijgen |
tuingeerden:
tȳngē̜rdǝ (L318b Tungelroy)
|
De twijgen die horizontaal door de vlechtlatten worden gevlochten. [N 4A, 53b; N 31, 45d; monogr.; div.]
II-9
|
24457 |
vleermuis |
vleermuis:
fléérmoes (L318b Tungelroy),
vleermoês (L318b Tungelroy)
|
vleermuis [DC 40 (1965)]
III-4-2
|
20944 |
vlees |
vlees:
vleis (L318b Tungelroy),
vleīs (L318b Tungelroy)
|
vlees [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
25446 |
vlees conserveren |
drogen:
drȳgǝ (L318b Tungelroy),
inpekelen:
enpēkǝlǝn (L318b Tungelroy),
roken:
rø̜jkǝ (L318b Tungelroy)
|
Meestal gebeurt dit conserveren door het vlees te zouten, te drogen of te roken, waardoor het vocht uit het vlees trekt. Moderner is de methode om het vlees in te vriezen. De respondent van L 413 vermeldt dat het vlees even wordt rondgedraaid in hete azijn. [N 28, 100; L 8, 128b; monogr.]
II-1
|
23942 |
vlees derven |
geen vlees eten:
gein vleis aete (L318b Tungelroy),
geen vlees gebruiken:
gein vleis gebroeke (L318b Tungelroy)
|
Zich onthouden van vlees e.d., zich vlees e.d. ontzeggen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34130 |
vleeskoe |
vleeskoe:
vlɛi̯sku (L318b Tungelroy)
|
Koe die vlezig van bouw is. [N 3A, 149]
I-11
|
24348 |
vleesmade, larve van de bromvlieg |
made:
maaj (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
WLD
maaj (L318b Tungelroy)
|
made || made, vleeswormpje [N 26 (1964)]
III-4-2
|
25458 |
vleesmolen |
vleesmolen:
vlęjsmø̄lǝn (L318b Tungelroy),
vleesmolentje:
vlęjsmø̄lkǝ (L318b Tungelroy),
worstmolentje:
wǫrstmø̄lkǝ (L318b Tungelroy)
|
Met de hand bediend molentje dat het vlees tot worstvlees kleinmaalt. Het gemalen vlees wordt door een buisje in de hierover geschoven, schoongemaakte darm geperst. [N 28, 116; N 28, 114; monogr.]
II-1
|