23989 |
voornemen om niet meer te zondigen |
voornemen:
veurneme (L318b Tungelroy)
|
Het voornemen om niet meer te zondigen [de vuërzats]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19007 |
voornemens zijn |
plannen:
plane (L318b Tungelroy),
van plan zijn:
van plan zeen (L318b Tungelroy)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17852 |
vooroverduikelen |
duikelen:
dūūkele (L318b Tungelroy),
tuimelen:
toêmele (L318b Tungelroy),
voorovervallen:
veur eivervall (L318b Tungelroy),
veureuver valle (L318b Tungelroy)
|
duikelen, voorover vallen [stulpe, stölpe] [N 10 (1961)] || tuimelen
III-1-2
|
29072 |
voorpand |
voorkant:
vø̄rkantj (L318b Tungelroy),
voorpand:
vø̄rpantj (L318b Tungelroy)
|
De langwerpige voorkant van het dak. [N F, 47a]
II-9
|
32668 |
voorploeg |
voorstel:
vø̄rstęl (L318b Tungelroy),
voorwagen:
vø̄rwãgǝ (L318b Tungelroy)
|
De voorploeg is het tweewielig voorstel van een zgn. karploeg. Behalve de veelal voor zichzelf sprekende benamingen voor deze voorkar zijn in dit lemma ook opgaven verwerkt, die hetzij een gedeelte van de voorploeg, hetzij het voorstuk van de voetploeg betreffen. Zo werd kop, hoofd, voorstel, voorkant of trekstuk opgegeven als benaming voor a) de voorkant of het opstaande deel van de voorploeg (L 244c, 268); b) het voorste gedeelte van een wentelploeg (L 295) of het mechanisme waarin de ploegboom van de wentelploeg draaibaar is verankerd (Q 162, 198b); c) het voorste gedeelte van een ploeg (K 317, 359, P 107a, Q 111, 162) of van de ploegboom (L 383), waaronder de ploegvoet of het steunwieltje zich bevindt (L 292, Q 9) en waaraan de kam bevestigd is (K 357, Q 96d, 188) of waaraan de ploeg wordt voortgetrokken (K 314, L 270, 282, 424, 429a, P 46, 51) en waar de voorbreedte geregeld wordt (Q 116). Voor de woorden hoofd, kop, kar, ploegwagen en ploegrullen, als benamingen voor andere ploegonderdelen, zie men de lemmata ploeghoofd c.a., ploegwieltje en ploegslede c.a. [N 11, 31.II.k; N 11A, 100a; monogr.]
I-1
|
34132 |
voorpoten met dikke knie |
liggers:
legǝrs (L318b Tungelroy),
stalbenen:
stalbɛi̯n (L318b Tungelroy)
|
[N 3A, 143; monogr.]
I-11
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurraod (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
32643 |
voorschaar |
voorschaars:
vø̄r[schaars] (L318b Tungelroy)
|
De vóór het kouter geplaatste kleine schaar, die bij het ploegen de bovenste laag van de "harde voor" afschilt en deze met de mest en evt. onkruid in de open voor schuift. De in dit lemma vermelde meervoudsvormen zijn waarschijnlijk verstrekt naar aanleiding van een wentelploeg, die immers van twee boven elkaar staande voorscharen is voorzien. Voor het (...)-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegschaar. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2c ; N 11, 31.IV.a; N 11, 33f + g; N 11A, 85a; monogr.]
I-1
|
21504 |
voorschieten |
voorschieten:
versjeete (L318b Tungelroy),
veursjeete (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Voorlopig voor iemand betalen [verschieten? b.v. ik zal het wel voor u verschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25471 |
voorschoot |
bakkerscholk:
bɛkǝrsjø̜lk (L318b Tungelroy),
scholk:
šǫlk (L318b Tungelroy)
|
Volgens de informant van L 383 is de voorschoot blauw en volgens die van L 377 wit van kleur. [N 29, 102c; N 29, 102a; N 29, 102e; N 29, 102f; monogr.]
II-1
|