27282 |
werkkleding |
leren knielappen:
lē̜rǝ knijlapǝ (L318b Tungelroy),
turks leren boks:
tø̄rǝkslē̜rǝ bōks (L318b Tungelroy)
|
In dit lemma is een aantal kledingsstukken bijeengeplaatst die door de stro- en rietdekker gedragen worden. 'Turks leren' in de woordtypen 'turks leren broek' en 'turks leren boks' verwijst naar een zware stof, ook bombazijn genoemd, die voor werkkleding wordt gebruikt. In Q 111 was de dakdekker gekleed in een blauwe kiel en broek, daarnaast had hij soms een stuk zak als bescherming om de knieën gebonden. [N F, 53]
II-9
|
18574 |
werkkleren |
`s werkdaagse kleren:
swerdesje kleijer (L318b Tungelroy)
|
De kleren die men draagt als men vuil of klusjes doet. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18915 |
werklustig |
kloek:
klook (L318b Tungelroy)
|
niet bang voor moeite [moedig, dapper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18305 |
werkschoen |
landschoen:
landjsjōōn (L318b Tungelroy),
landsjoon (L318b Tungelroy),
Mv.
lândjsjoôn (L318b Tungelroy),
vaarschoen:
vaarsjōōn (L318b Tungelroy),
hoge schoenen
vaarsjoon (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men de schoenen? Maakt men verschil tusschen hooge en lage schoenen? [DC 09 (1940)] || ploegschoenen [bow-, werkschoon] [N 24 (1964)] || werkschoenen voor op t land
III-1-3
|
25519 |
werktuig waarmee de oven wordt leeggehaald |
amerhaak:
ǭmǝrhǭk (L318b Tungelroy),
amerijzer:
ǭmǝrīzǝr (L318b Tungelroy)
|
Gereedschap om de oven leeg te halen of om het overblijvende vuur in de hoeken te vegen. Dit lemma vertoont inhoudelijk veel over-eenkomst met het lemma ''rakelijzer''. Het is ook mogelijk dat dezelfde handeling geschiedt door een ovendweil of ovenbezem. Zie het lemma ''ovendweil of ovenbezem''. Verschillend soort gereedschap wordt gebruikt voor het leeghalen van de oven. Het kan een haaks omgebogen ijzer zijn met houten heft of een ijzer met vooraan een krul en met een houten handvat of een ijzeren of een houten vierhoekig blad met haaks daar bovenop een steel met handvat. Het kan ook simpelweg een bonestaak zijn die nat wordt gehouden. Een houten werktuig krijgt nogal eens de voorkeur boven een ijzeren, omdat volgens de boeren (Weyns 33) de ijzeren rakelstokken de oventegels te zeer doen slijten. Getuige de woordtypen "zwouw" en "zwoelde" wordt soms de ovenpaal gebruikt. Men moet er rekening mee houden dat een aantal woordtypen boerentermen zijn. Zie afb. 12. [N 29, 11c; OB 2, 2b; OB 2, 2a; N 29, 5b; OB 2, 2f; monogr.]
II-1
|
24330 |
werpen van jongen |
jongen:
jonge (L318b Tungelroy),
WLD
jōnge (L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt u een jong ter wereld brengen (jongen, moederen) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
26297 |
wervel |
wervel:
werǝvǝl (L318b Tungelroy)
|
Blokje hout, dat draaibaar om een spijker op de kozijnstijl is aangebracht en dient om deuren van kastjes en schuurtjes gesloten te houden. In het gebied rond Weert werd het ook voor vensterluiken gebruikt. Zie ook 'Limburgs Idioticon', pag. 291, s.v. 'wölverke', het, ø̄Nachtslotje. 't Is de kantuitspraak van wervelke. Geh. St-Truiden.ø̄ [A 27, 32a-b; monogr.]
II-9
|
25445 |
werveluitsteeksels losmaken |
schuin doorsnijden:
schuin doorsnijden (L318b Tungelroy)
|
De werveluitsteeksels losmaken om de ribben dikker te laten lijken. [N 28, 92]
II-1
|
25135 |
wervelwind |
hooimannetje:
(heijmenkes). (lett. heimanntje).
heijmenke (L318b Tungelroy),
houwmouw:
haumauw (L318b Tungelroy),
houwmouw (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy),
mermouw:
(van Fr. remous?).
mermouw (L318b Tungelroy),
mouwmannetje:
Van mulle zand.
mouwmenke (L318b Tungelroy),
remouw:
remauw (L318b Tungelroy),
remouw (L318b Tungelroy),
rouwmouw:
roumouw (L318b Tungelroy),
wervelwind:
wervelwindj (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
Hoe noemt men een ronddraaiende wind, die stof en zand van de grond doet opwervelen of water als een zuil omhoogzuigt? [DC 30 (1958)] || kleine wervelwind || wervelwind || wervelwind [hauwmauw, remouw, hauw, ow, mouwmeuke, windroes] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
24399 |
wesp |
teetje:
teetje (L318b Tungelroy),
wesp:
wèsp (L318b Tungelroy, ...
L318b Tungelroy)
|
wesp [DC 09 (1940)] || wesp, kleine soort die niet steekt
III-4-2
|