e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte vloed het wit: ǝt wet (Tungelroy), knoeien: (de koe) knuǝtj (Tungelroy), wit vuil: wet vūl (Tungelroy) Baarmoederontsteking. Een voortdurende uitvloeiing van etter uit de schaam. Zie ook het lemma ''baarmoederontsteking'', ''witte vloed'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 28; A 48A, 42; N 3A, 99] I-11
witte waterlelie kol: -  kolle (Tungelroy, ... ), kouwe: kouwe (Tungelroy), waterlelie  kouwe (Tungelroy) waterlelie || witte waterlelie [DC 17 (1949)], [N 37 (1971)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem amerikaanse bloem: amerikānsǝ blōm (Tungelroy), patentbloem: patɛntblōm (Tungelroy), witte bloem: wetǝ blōm (Tungelroy) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood mik: mik (Tungelroy), Syst. WBD  mik (Tungelroy), weg: wègk (Tungelroy) brood van bloem (uitgezeefd meel), meestal van tarwe, maar ook wel van rogge || Kent uw dialect het woord weg of wig = een wittebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || wegge, langgerekt brood, meestal van roggebloem III-2-3
woede gift: gift (Tungelroy), giftig: giftig (Tungelroy) hevige boosheid [gift, gif, koleire, woede, horzel, frut] [N 85 (1981)] III-1-4
woeker woeker: woeker (Tungelroy), woekerwinst: woekerwinst (Tungelroy) oneerlijk behaalde winst [buit] [N 89 (1982)] || onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woekeren woekeren: woekere (Tungelroy) onwettige winst die verkregen is door misbruik te maken van de nood van iemand anders bijv. door te veel rente te vragen [woeker, woekerij, usure] [N 89 (1982)] III-3-1
woelen woelen: woole (Tungelroy) Woelen: onrustig heen en weer bewegen (woelen, spollen). [N 84 (1981)] III-1-2
woensdagx goensdag: goonsdig (Tungelroy, ... ), Vb. op unne goonsdig kwaamder heivers (op een woensdag kwam hij thuis).  goonsdig (Tungelroy) dag; woensdag [N 07 (1961)] || de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)] || woensdag III-4-4
woest, wild rijden crossen (<eng.): krosse (Tungelroy), rossen: Van Dale: II. rossen, hard, woest rijden.  rosse (Tungelroy, ... ) woest, wild rijden [rossen, rotsen] [N 90 (1982)] III-3-1