19257 |
zich zeer slecht gedragen |
beesten:
bieste (L318b Tungelroy),
opspelen:
(= zijn misnoegen kenbaar maken).
opspeule (L318b Tungelroy)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33038 |
zicht |
pik:
pek (L318b Tungelroy),
zicht:
zext (L318b Tungelroy)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
zeêk (L318b Tungelroy)
|
ziek
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
ziekelijk:
zeekelik (L318b Tungelroy),
zekeluk (L318b Tungelroy)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
gasthuis:
gasthoes (L318b Tungelroy),
gesticht:
gesticht (L318b Tungelroy),
ziekenhuis:
zeekehoes (L318b Tungelroy),
zeekehoês (L318b Tungelroy)
|
ziekenhuis || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
luchter:
luchter (L318b Tungelroy)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
liefdezuster:
leefdjezuster (L318b Tungelroy)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
zeekdje (L318b Tungelroy)
|
ziekte
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
zeel (L318b Tungelroy),
ziel (L318b Tungelroy)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23617 |
zielboek |
dodenlijst:
doejeliest (L318b Tungelroy),
zielenboek:
zeeleboek (L318b Tungelroy),
zielebook (L318b Tungelroy)
|
Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|