e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Tungelroy

Overzicht

Gevonden: 6382
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
buitenverblijf buitengoed: boetegood (Tungelroy), būtəgōt (Tungelroy), buitenverblijf: boeteverblief (Tungelroy), herenhuis: hiērehoes (Tungelroy), landhuis: la.ntjhū.s (Tungelroy), landjhoes (Tungelroy), villa: viela (Tungelroy), villa (Tungelroy) buiten, landhuis || Een groot huis met een tuin buiten de stad; vaak het buitenverblijf van in de stad wonende mensen (villa, landhuis, buitenverblijf, campagne, buiten, hof) [N 79 (1979)] || landhuis III-2-1
buitenzak op een jas jassentas: jassetès (Tungelroy), tas: tes (Tungelroy) buitenzak in een jas [jassetes] [N 23 (1964)] III-1-3
buizerd buizerd: buizerd (Tungelroy), buizert (Tungelroy), stootkop: ook wel sperwer en valk  stoeëtkop (Tungelroy) buizerd || buizerd (54 grote, plompe, slome vogel; brede vleugels en korte staart; vaak op paaltjes in weilanden; vaak te zien; broedt zeldzaam in bossen [N 09 (1961)] III-4-1
bul waarmee men de ribben in stukken hakt groot mes: gruǝt mɛs (Tungelroy) Met deze bijl kan ook een soort hakmes bedoeld worden. [N 28, 105] II-1
bulderen van de storm bulderen: buldere (Tungelroy, ... ) een sterk rommelend of dreunend geluid geven, gezegd van bijv. een storm of een kanon [rullen, bulderen, burrelen] [N 91 (1982)] III-4-4
bullebak bullebak: bullebak (Tungelroy, ... ) iemand die probeert door nors, ruw optreden anderen bang te maken [woew, bietebouw, bullebak] [N 85 (1981)] III-3-1
bult bult: bø̜ltj (Tungelroy) Naar voren komend gedeelte van het metselwerk van een muur. Bulten in een muur kunnen ontstaan door onnauwkeurig metselwerk. Ook door ouderdom of verzwakking van het metselwerk kunnen muren uitzetten en zo bulten ontwikkelen. [N 31, 47b] II-9
bundel dekriet bussel riet: bø̜sǝl rēt (Tungelroy) [N F, 3; div.] II-9
bundel groenten bos: WLD  bos (Tungelroy), bussel: WLD  büssel (Tungelroy) Een bundel samengebonden groenten zoals asperges, prei, etc. (bussel, bos). [N 82 (1981)] III-2-3
bundel zangen bussel: bø̜sǝl (Tungelroy) Samengebonden bundeltjes geraapte halmen. [N 15, 37; JG 2c; monogr.] I-4