e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

Gevonden: 1752
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oog oog: oug (Ubachsberg) oog [DC 01 (1931)] III-1-1
oogststapel in de schuur berm: bɛrǝm (Ubachsberg) De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.] I-6
oom nonk: neen  nonk (Ubachsberg) oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)] III-2-2
oor oor: oe`er (Ubachsberg) oor [DC 01 (1931)] III-1-1
oorknop oorbel: Geen onderscheid tussen antwoord van vraag 55 en 56!  ôerbel (Ubachsberg) sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)] III-1-3
oorlel oorlel: oeerlel (Ubachsberg) oorlel [DC 01 (1931)] III-1-1
oorring oorbel: Geen onderscheid tussen antwoord van vraag 55 en 56!  ôerbel (Ubachsberg) zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)] III-1-3
oorvormig handvat oor: oer (Ubachsberg) Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)] III-2-1
op bedevaart gaan op bedeweg gaan: óp bèwég gao (Ubachsberg) Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)] III-3-3
op de schouder zitten op de krommelenek zitten: bie der pap op der kroomelenak zitte (Ubachsberg) rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)] III-1-2