e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q112b plaats=Ubachsberg

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rundvleessoep rindvleessoep: rinkvleeschsoep (Ubachsberg) Soep van rundvlees (rundsolf?) [N 16 (1962)] III-2-3
sabbelen knauwelen: knòwele (Ubachsberg) sabbelen, bijv. op een grassprietje [sebbele, zabbere, zeewere] [N 10 (1961)] III-2-3
sacristie sacristie: sacristie (Ubachsberg) Het tegen de kerk aangebouwde vertrek of gebouwtje, waar de priester en de dienaren zich voor de dienst gereedmaken [gerfkamer, sakristij, sacristie?]. [N 96A (1989)] III-3-3
salamander salamander: sallemander (Ubachsberg) salamander [DC 07 (1939)] III-4-2
sanctus sanctus (lat.): der sanctus (Ubachsberg) Het (vaste) misgezang dat op de prefatie volgt, het sanctus. [N 96B (1989)] III-3-3
sap in planten sap: sap (Ubachsberg), WLD  sààp (Ubachsberg) Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] III-4-3
sap van een vrucht sap: sap (Ubachsberg), WLD  sààp (Ubachsberg, ... ) Het sap van een vrucht (sap, tocht). [N 82 (1981)] || Het vocht dat zich in planten of plantendelen bevindt of eruit verkregen is (sap, tocht). [N 82 (1981)] I-7
sappig fris: frisch (Ubachsberg) sappig [DC 26 (1954)] III-2-3
savooiekool groen moes: greun moos (Ubachsberg), savooi: šavojje (Ubachsberg) [N Q (1966)]savooie kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
schaap schaap: sǭp (Ubachsberg) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12