33108 |
onregelmatig dorsen |
geen slaghouden:
genǝ [slaghouden] (Q112b Ubachsberg)
|
Nu eens hard en dan weer zacht slaan. In de vraag was de suggestie opgenomen: "kalfkes maken; met een kuuske en een kalfke dorsen". Voor de fonetische documentatie van de uitdrukking slaghouden, zie het lemma ''maat houden bij het dorsen'' (6.1.3). [N 14, 14a]
I-4
|
20922 |
onrijp |
groen:
greun (Q112b Ubachsberg),
WLD
gröen (Q112b Ubachsberg)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33535 |
onrijp, onvolgroeid |
groen:
greun (Q112b Ubachsberg),
WLD
gröen (Q112b Ubachsberg)
|
Niet rijp, gezegd van een vrucht (groen, groenweg). [N 82 (1981)]
I-7
|
20581 |
ontbijt |
caf-drinken, het -:
kaffedrinke (Q112b Ubachsberg)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: morgen [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
33002 |
ontsmettingsmiddel |
tarwekelksel:
tɛrvǝkɛlksǝl (Q112b Ubachsberg),
vitriool:
vitriul (Q112b Ubachsberg)
|
Het middel, de vloeistof die gebruikt wordt bij het ontsmetten van zaaigraan. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N M, 24b]
I-4
|
33544 |
onvolgroeide vrucht |
krauwel:
WLD vooral van appels / ook wel: stout kind
krauwel (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg),
krauweltje:
WLD
krèùwelkes (Q112b Ubachsberg)
|
Een onvolgroeide vrucht (krots, gast). [N 82 (1981)] || Onvolgroeid, gezegd van een vrucht (vernepen). [N 82 (1981)]
I-7
|
34151 |
onvruchtbare koe |
manse koe:
mau̯s kǫu̯ (Q112b Ubachsberg)
|
In dit lemma duiden de benamingen niet alleen op een koe die bij de dekking niet is bevrucht maar ook op een rund dat halfslachtig ter wereld is gekomen dat wil zeggen half stier en half koe is. Ook tweeling-runderen zijn vaker onvruchtbaar. [N 3A, 102; N 3A, 103; N 3A, 150h; N 3A, 150i; JG 1a, 1b; A 4, 14; L 20, 14; monogr; add. uit N C]
I-11
|
23647 |
onzevader |
onzevader:
onze vader (Q112b Ubachsberg),
t onze vader (Q112b Ubachsberg),
vaderonzer:
vadder-onzer (Q112b Ubachsberg)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20557 |
ooft |
ooften:
èùəf (Q112b Ubachsberg)
|
ooft; Hoe noemt U: Appelen of peren, in schijven gedroogd (in de oven) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20736 |
ooftvlaai |
vla met ooften:
vla mit euëf (Q112b Ubachsberg),
vla met zwarte spijs:
vla mit schwatte sjpies (Q112b Ubachsberg)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|