17592 |
oog |
oog:
oug (Q112b Ubachsberg)
|
oog [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33433 |
oogststapel in de schuur |
berm:
bɛrǝm (Q112b Ubachsberg)
|
De stapel van graanschoven die men in de schuur vormt, vooral in de tasruimte naast de dorsvloer, maar ook wel op een zolder (vooral bij kleine bedrijven), en ook wel van toepassing op de hooioogst. Veel benamingen van de stapel bevatten de naam van het geoogste gewas en/of geven aan waaruit de stapel bestaat. Vergelijk ook het lemma "graan stapelen in de schuur" (aflevering I.4, lemma 5.1.11). In de toelichting bij het lemma "tasruimte naast de dorsvloer" (3.3.2) is al gewezen op de metonymische verbanden tussen de twee groepen benamingen. De benamingen van de stapel worden gebruikt om de ruimte waarin gestapeld wordt aan te duiden. Interessant is hier het voorkomen van de benamingen gebont en verbont; het is een geval van doorgezette metonymie: de naam van de begrenzing is overgegaan op de ruimte (i.c. de tasruimte) en deze weer op hetgeen die ruimte bevat: de oogststapel. Daarna volgen in het lemma nog een aantal (bijna-)hapaxen die kennelijk van minder belang zijn. [N 5A, 69b; N 5, 82, 84 en 85; N 15, 49a; N C, 5b; JG 1a, 1b en 2c; L B2, 292; monogr.]
I-6
|
20356 |
oom |
nonk:
neen
nonk (Q112b Ubachsberg)
|
oom; Bestaan er verschillende woorden voor een oom van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17757 |
oor |
oor:
oe`er (Q112b Ubachsberg)
|
oor [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18238 |
oorknop |
oorbel:
Geen onderscheid tussen antwoord van vraag 55 en 56!
ôerbel (Q112b Ubachsberg)
|
sieraad min of meer in de vorm van een knop die men aan elk oor draagt [knop, oorknop, dormeuse] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17615 |
oorlel |
oorlel:
oeerlel (Q112b Ubachsberg)
|
oorlel [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
Geen onderscheid tussen antwoord van vraag 55 en 56!
ôerbel (Q112b Ubachsberg)
|
zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19409 |
oorvormig handvat |
oor:
oer (Q112b Ubachsberg)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23198 |
op bedevaart gaan |
op bedeweg gaan:
óp bèwég gao (Q112b Ubachsberg)
|
Bedevaart doen [ne gank doon]. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
17966 |
op de schouder zitten |
op de krommelenek zitten:
bie der pap op der kroomelenak zitte (Q112b Ubachsberg)
|
rug: bovendeel van de rug [mars, hot] [N 10 (1961)]
III-1-2
|