21452 |
uitnodigen |
uitnodigen:
ōētnuudigə (Q112b Ubachsberg)
|
iemand verzoeken bij iemand op bezoek te komen, een feest bij te wonen etc. [verzoeken, noden, bidden, uitnoden, kwelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
34187 |
uitpersen van de baarmoeder, prolapsus uteri |
de draag laten zien:
dǝ drax lǭtǝ ziǝ (Q112b Ubachsberg),
draag uitwerpen:
drax ūtwɛrpǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Het uitzakken van de baarmoeder veroorzaakt door de naweeën of door het gewicht van de vruchtvliezen. In tegenstelling tot een prolapsus vaginae doet zich de prolapsus uteri altijd voor na een baring. [N 52, 4; A 48A, 8; N 3A, 97; N 52, 30a; monogr.]
I-11
|
32416 |
uitspannen |
uitspannen:
utšpanǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Het paard losmaken van de kar of het werktuig waarin of waaraan het gespannen is. Bij het uitspannen uit een kar met berries worden de draagriem, de brede buikriem en de strengen losgemaakt. Vervolgens wordt het paard naar de stal geleid. [JG 1b, 2c; N 8, 98b; monogr.]
I-10
|
29925 |
uitvoerder |
voorman:
vȳrman (Q112b Ubachsberg)
|
Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.]
II-9
|
34144 |
uitwerpselen van koeien |
flat:
vlat (Q112b Ubachsberg)
|
[N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I]
I-11
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēvǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
pis:
pis (Q112b Ubachsberg),
zeik:
zēk (Q112b Ubachsberg)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
pissen:
pisse (Q112b Ubachsberg),
zeiken:
zēkǝ (Q112b Ubachsberg)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
34061 |
vaars |
vaars:
vēš (Q112b Ubachsberg),
vēǝš (Q112b Ubachsberg)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
20330 |
vader |
pap:
pap (Q112b Ubachsberg),
papa:
papa (Q112b Ubachsberg),
vader:
cf. WNT s.v. "vader".... "vadder, vedder met ongerekte vocaal in Z.-Limburg (Jongeneel)
vaader (Q112b Ubachsberg),
vadder (Q112b Ubachsberg)
|
(vader;) Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken? [DC 05 (1937)] || vader; (Hoe wordt de vader door de kinderen aangesproken?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|