id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19370 | verhuizen | bageren: bageren (Ubachsberg), verhuizen: verhuizen (Ubachsberg) | Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)] III-2-1 |
21399 | verkeren | vrijen: vrieə (Ubachsberg) | verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] III-3-1 |
20364 | verkering | verkering: verkiering (Ubachsberg) | verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2 |
20367 | verkering hebben | kennis hebben: kinnis hubbə aan (Ubachsberg), vrijen: vrieə (Ubachsberg) | verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 87 (1981)] III-2-2 |
18002 | verkleumd | stijf: stīēf van de kòw (Ubachsberg) | verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)] III-1-2 |
18074 | verkouden | bevangen: bǝvaŋǝ (Ubachsberg), verkoud: ich bin verkauid (Ubachsberg), ich bin zwour verkouid (Ubachsberg) | Een ontsteking van het neusslijmvlies. [JG 1b; N 8, 89; N 52, 24 en 25; monogr.] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] || Zware verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] I-9, III-1-2 |
18080 | verkoudheid | snop: ich han der snop (Ubachsberg), ich hub geē der snop (Ubachsberg) | Lichte verkoudheid. Gebruikt men afzonderlijke benamingen voor een zware en lichte verkoudheid [DC 27 (1955)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben ~ [DC 27 (1955)] III-1-2 |
19038 | verlegen | beschaamd: besjaemd (Ubachsberg), bleu: bluue (Ubachsberg) | verlegen [schoow, sjou, bluuj, besjeemt] [N 06 (1960)] III-1-4 |
21832 | vernomen verhaal | fabel: fabel (Ubachsberg) | een vernomen verhaal [meul] [N 87 (1981)] III-3-1 |
20576 | verschaald | dood: dôêt (Ubachsberg) | verschaald; Hoe noemt U: Door lang staan geur en kracht verloren hebbend, gezegd van bier (verschaald) [N 80 (1980)] III-2-3 |