33113 |
vlegelstok |
geerd:
gēǝt (Q112b Ubachsberg)
|
De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.]
I-4
|
33775 |
vlekje op de neus |
snep:
šnɛp (Q112b Ubachsberg)
|
Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c]
I-9
|
34348 |
vlekziekte |
vlekziekte:
vlɛkzēktǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Vlekziekte wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte gaat gepaard met hoge koorts; op de huid tekenen zich rode en soms donkerblauwe vierkante of ruitvormige vlekken af (WBD I.6, blz. 854). [N 19, 27a; N 19, 27b; N 52, 19; N 76, 57; A 48a, 32; monogr.]
I-12
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vlûûgelə (Q112b Ubachsberg)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugelen:
vlȳǝgǝlǝ (Q112b Ubachsberg)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
24391 |
vliegen, weven van een vlieg |
zoeven:
WLD
zōēzə (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt u draaiende bewegingen maken om iemands hoofd, gezegd van een vlieg of mug (weven) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pieëpel (Q112b Ubachsberg),
piəpəl (Q112b Ubachsberg)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
plavuis:
pləvy(3)̄s (Q112b Ubachsberg)
|
een grote rode of blauwe vloertegel [N 05A (1964)]
III-2-1
|
17937 |
vlug lopen |
rennen:
renne (Q112b Ubachsberg),
ich ren noo der trein
renne (Q112b Ubachsberg),
snoeren:
sjneure (Q112b Ubachsberg),
he sjneurde voet vuur der pelies
sjneure (Q112b Ubachsberg)
|
lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: snel lopen [rekke, dabbere, op ne steile gaon] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
34016 |
vlugger |
allez-ju:
alē jy (Q112b Ubachsberg)
|
Voermansroep om het paard sneller te doen gaan. [N 8, 95g]
I-10
|