25493 |
broodkorst |
korst:
kūjš (Q112b Ubachsberg)
|
De broodkorst aan de beide uiteinden van het brood. [N 29, 55; monogr.]
II-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
brōēd (Q112b Ubachsberg)
|
bruid [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
broedegom (Q112b Ubachsberg)
|
bruidegom [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
21573 |
brutaal |
frech (du.):
vrèg (Q112b Ubachsberg)
|
geen schaamte hebbend [(zeer) brutaal, astrant, frech, vrank, frank] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17634 |
buik |
buik:
bōēk (Q112b Ubachsberg),
būǝk (Q112b Ubachsberg),
pens:
panš (Q112b Ubachsberg),
zak:
zak (Q112b Ubachsberg)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
pansch (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg),
zak:
zak (Q112b Ubachsberg)
|
buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kǝlik (Q112b Ubachsberg)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boeikpien (Q112b Ubachsberg),
pijn in zijn lijf:
pieng in ze lief (Q112b Ubachsberg),
pijn in zijn zak:
Plat.
pieng in zene zak (Q112b Ubachsberg)
|
buikpijn [DC 27 (1955)] || ik heb pijn in mijn buik of de buik doet mij zeer [DC 01 (1931)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
bult:
bult (Q112b Ubachsberg),
knauw:
knôô (Q112b Ubachsberg),
knobbel:
knoebel (Q112b Ubachsberg)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
onwettig kind:
onwettig kink (Q112b Ubachsberg)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|