20324 |
dood (bn.) |
dood:
doeëd (Q112b Ubachsberg),
gestorven:
gestorve (Q112b Ubachsberg)
|
dood (bijv.) [DC 03 (1934)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
III-2-2
|
20438 |
doodskleed |
dodenmantel:
doeëdemantel (Q112b Ubachsberg)
|
doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
23469 |
doodsklok |
doodsklok:
doeëdsklok (Q112b Ubachsberg)
|
De klok die geluid wordt na het overlijden en/of bij de begrafenis van iemand [dôdsklok, dódsklok, dödsklok, doeëdsklok?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23386 |
doopkapel |
doopkapel:
deupkapel (Q112b Ubachsberg)
|
De kapel achter in de kerk, waarin de doopvont zich bevindt en waar de doop voltrokken wordt [doopkapel?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23205 |
doopvont |
doopsteen:
deupsjtee (Q112b Ubachsberg)
|
Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23387 |
doopwater |
doopwater:
deupwater (Q112b Ubachsberg)
|
Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17954 |
door water het lopen met schoeisel aan |
tettelen:
deddele (Q112b Ubachsberg)
|
lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18671 |
doordeweekse kleren |
werkeldaagse kleren:
werkeldaagse kleier (Q112b Ubachsberg)
|
De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
23738 |
doornenkroon |
doornenkroon:
doarekroeën (Q112b Ubachsberg)
|
De doornenkroon, een kroon van doornen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20848 |
dopen |
soppen:
soppe (Q112b Ubachsberg)
|
indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3
|