20659 |
draad |
rank:
raang (Q112b Ubachsberg),
reng (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg)
|
de draden of randen van peulvruchten [N Q (1966)] || hoe noemt men één zon draad (van peulvrucht) [N Q (1966)]
III-2-3
|
17856 |
draaien |
draaien:
drieëne (Q112b Ubachsberg)
|
draaien [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
33727 |
draaihek |
barrier:
brēr (Q112b Ubachsberg),
gaard:
gār (Q112b Ubachsberg),
veken:
vęǝkǝ (Q112b Ubachsberg),
vouwere:
vǫu̯wǝrǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Een hek dat op scharnieren of haken draait aan de ingang van een wei, gemaakt van prikkeldraad of houten latten. [N 14, 68a; N M, 5; A 25, 5d; L B 19, 6; monogr.]
I-8
|
33873 |
drachtige merrie |
volle meer:
vǫl mē̜r (Q112b Ubachsberg)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
reng (Q112b Ubachsberg)
|
[N Q (1966)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
drage (Q112b Ubachsberg)
|
dragen [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
25127 |
dragen, gezegd van ijs |
sterk genoeg zijn:
het ijs is sterk genog (Q112b Ubachsberg)
|
dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20500 |
drank |
drinken:
drinkə (Q112b Ubachsberg)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33662 |
dries |
dries:
drēš (Q112b Ubachsberg)
|
In onder andere de vragen N 14, 55 en L 19b, 3a is gevraagd naar de betekenis van dries. De antwoorden verschillen nogal van elkaar. De ene informant zegt dat dries een ø̄niet omheinde weiø̄ is, volgens de andere is dries een ø̄omheind stuk weilandø̄. De een noemt dries ø̄droge hoge weideø̄, de ander een ø̄laag stuk weilandø̄. Het kenmerk ø̄braakliggendø̄ scoort het hoogst. ø̄Met gras begroeidø̄ en ø̄onvruchtbareø̄ of ø̄minderwaardige grondø̄ zijn de daaropvolgende meest genoemde kenmerken. Op grond hiervan zou men dries als volgt kunnen defini√´ren: ø̄onvruchtbare, met gras begroeide grond die enige jaren braak ligt, voordat men ze bewerktø̄. Intussen kan men er wel schapen laten grazen. Van Dale (11de druk, blz. 661 s.v. dries) geeft als de eerste twee betekenissen ø̄braakliggende akkerø̄ en ø̄verarmd bouwland dat als (schapen)weide gebruikt wordtø̄. [N 14, 55; N 14, 52; N 14, 50a; N 14, 50b; N 6, 33b; L 19b, 3a; L 19b, 2aI; A 10, 4; Wi 15; RND 20; monogr.]
I-8
|
24939 |
drijfzand |
drijfzand:
drīēfzant (Q112b Ubachsberg)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|