20499 |
drinken |
lessen:
lesjə (Q112b Ubachsberg)
|
drinken; Hoe noemt U: De dorst doen ophouden (lessen, blussen, verslaan) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
33672 |
drinkkuil in de wei |
poel:
pōl (Q112b Ubachsberg)
|
Een kuil in het weiland met drinkwater voor het vee. De woordtypen drinkput en put duiden op een put gemaakt van cementen ringen. [N 14, 70; A 21, 1h; monogr.]
I-8
|
20564 |
droesem |
grond:
grónt (Q112b Ubachsberg)
|
droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
afsterven:
afstęrvǝ (Q112b Ubachsberg)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
20507 |
dronkaard |
zuiplap:
zōēpláp (Q112b Ubachsberg)
|
dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20635 |
dronken |
bezopen:
bezôôpe (Q112b Ubachsberg),
blauw:
blòw (Q112b Ubachsberg),
stuk in de kraag:
sjtuk in der kraag (Q112b Ubachsberg),
stuk in de vot:
sjtuk in de vót (Q112b Ubachsberg),
zat:
zaat (Q112b Ubachsberg)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
een stuk in hebben:
ee sjtuk i hubbe (Q112b Ubachsberg),
vol zijn:
vôôl zîê (Q112b Ubachsberg)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
droog blijven:
druug blieve (Q112b Ubachsberg),
het blijft over:
⁄t blief ûûvər (Q112b Ubachsberg)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20565 |
dropwater |
lakrits:
lakrits (Q112b Ubachsberg),
is meer dropwater, als oplossing van laurierdrop
lakrits (Q112b Ubachsberg)
|
drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)] || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
naat (Q112b Ubachsberg),
nààt wèèər (Q112b Ubachsberg),
regentig weer:
regentig weer (Q112b Ubachsberg, ...
Q112b Ubachsberg,
Q112b Ubachsberg),
vochtig (weer):
vògtig wèèər (Q112b Ubachsberg),
waterkoud (weer):
watər kaot (Q112b Ubachsberg)
|
nat [DC 02 (1932)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|