33503 |
groente, algemeen |
groente:
groente (Q112b Ubachsberg)
|
De gewassen die door mensen als voedsel worden gebruikt in het algemeen (groente, potazzie). [N 82 (1981)]
I-7
|
20595 |
groenten bij elkaar zoeken |
zeumeren:
zûûmərə (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt U: Groenten bij elkaar zoeken (moezelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21329 |
grof |
grof:
grǭf (Q112b Ubachsberg)
|
Gezegd van een paard met zware poten. Een aantal antwoorden is opgenomen in het lemma ''zwaar paard'' (4.5.1), omdat het daar eerder thuishoort. [N 8, 64b]
I-9
|
17548 |
grof gebouwd persoon |
bonk:
ing bónk (Q112b Ubachsberg)
|
zwaar van lichaamsbouw [grof, stug, struis] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24951 |
grondwater |
grondwater:
grond water (Q112b Ubachsberg),
grónd watər (Q112b Ubachsberg)
|
grondwater, water dat zich in de grond bevindt oa doordat regenwater door de losse bovengrond tot op een harde laag zakt [zakwater, kwelm] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
30054 |
grondwerker |
grondwerker:
grontwęrǝkǝr (Q112b Ubachsberg)
|
De arbeider die het graafwerk voor kelderruimte of funderingssleuven verricht. In L 270 werd dit werk gewoonlijk door de handlangers gedaan. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen '(...)-' geplaatste vormen het lemma 'Handlanger'. [N 30, 3a; N 30, 26a; monogr.]
II-9
|
20346 |
grootmoeder |
gross (du.):
kort
groeës (Q112b Ubachsberg),
gross-mam:
cf. VD D-N s.v. Grossmama
groeësmam (Q112b Ubachsberg),
oma:
oma (Q112b Ubachsberg)
|
grootmoeder [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20288 |
grootvader |
gross-pap:
cf. VD- D-N s.v. "Grosspapa
groëspap (Q112b Ubachsberg),
opa:
tegenwoordig
opa (Q112b Ubachsberg)
|
grootvader [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
25004 |
grootx |
groot:
groeët (Q112b Ubachsberg)
|
groot [DC 03 (1934)]
III-4-4
|
22504 |
grote knikker |
marbel:
marbel (Q112b Ubachsberg)
|
Een grote knikker. [N R (1968)]
III-3-2
|