20482 |
nicht |
nicht:
nich (Q112b Ubachsberg)
|
nicht; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van nichten (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achternichten?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
17698 |
nier |
nier:
ing neer (Q112b Ubachsberg)
|
nier [N 10 (1961)]
III-1-1
|
24716 |
niet gedijen |
niet aarden:
nīet aarden (Q112b Ubachsberg)
|
Niet goed groeien, gezegd van planten (niet tieren, niet aarden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18220 |
niet passen |
niet goed zitten:
nit goot zittə (Q112b Ubachsberg)
|
niet passen, gezegd van kledingstukken [pronsen, bolderen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
20167 |
niet zindelijk |
niet droog:
nit drûug (Q112b Ubachsberg)
|
onzindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften niet beheersend; onzindelijk, gezegd van kinderen [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25172 |
nieuwe maan |
nieuwe mond (du.):
nŭŭjə mónt (Q112b Ubachsberg)
|
schijngestalte van de maan: nieuwe maan [donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18020 |
niezen |
niezen:
neeze (Q112b Ubachsberg)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20504 |
nippen |
putten:
van putwater
putsə (Q112b Ubachsberg)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20401 |
noemen |
noemen:
neume (Q112b Ubachsberg)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
paljas (Q112b Ubachsberg)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|