19177 |
nieuwsgierigaard |
nieuwsgierige neus:
nówsj-ieèrige neus (Q013p Uikhoven)
|
nieuwsgierige neus
III-1-4
|
30857 |
nijptang |
pitstang:
petštaŋ (Q013p Uikhoven)
|
In het algemeen het werktuig om te knijpen en te trekken. Zie afb. 9. [N 60, 184a; N 60, 236]
II-10
|
30213 |
nok |
vorst:
vērs (Q013p Uikhoven)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
23670 |
noveen |
boete:
#NAME?
boot (Q013p Uikhoven),
noveen (<lat.):
noveen (Q013p Uikhoven)
|
Een negendaagse godsvruchtoefening, novene, noveen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
ochtend:
veurdemiddig (Q013p Uikhoven),
veurmiddig (Q013p Uikhoven)
|
s morgens) [DC 65 (1990)]
III-4-4
|
23636 |
offerande |
offerande (<fr.):
offerande (Q013p Uikhoven)
|
De offerande, het offertorium [offeróng?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (Q013p Uikhoven)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23639 |
offergang |
offer:
offer (Q013p Uikhoven)
|
De offergang, rondgang van de gelovigen rond het offerblok [offergank?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (Q013p Uikhoven)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23227 |
oksaal |
oksaal:
ĕksaol (Q013p Uikhoven)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|