32666 |
ploegwieltje |
rolletje:
rø̜lkǝ (Q013p Uikhoven)
|
Het wieltje dat (in plaats van een slof) deel uit maakt van de voorsteun van een voetploeg. [JG 1a + 1b + 1c; N 11, 32c + 33d; N 11A, 93c; A 26, 4b add.; L 4, 4b add.; monogr.]
I-1
|
32557 |
plukkorf |
plukkorf:
plø̜kkø̜rf (Q013p Uikhoven)
|
Mand waarin geplukt fruit wordt verzameld. Zie ook afb. 290. Vgl. voor het woordtype kommel ook het Gronsvelds woordenboek s.v. kommel, ø̄plukkorfø̄. [N 40, 94; N 40, 95; N 40, 97; N 40 add.; monogr.]
II-12
|
19958 |
poetsen |
vegen:
vē̜gǝ (Q013p Uikhoven)
|
De overtollige eindjes wis die aan de binnen- en buitenkant van de mand uitsteken, met behulp van een poetsmes wegsnijden. Zie ook het volgende lemma. Een uitstekend eind van een wis werd in Sint Truiden (P 176) kout (kǫwt) genoemd. [N 40, 74; monogr.]
II-12
|
32520 |
poetsmes |
veegmes:
vē̜xmɛts (Q013p Uikhoven)
|
Het mes waarmee de uitstekende eindjes worden afgesneden. Zie ook afb. 279. [N 40, 75; monogr.]
II-12
|
18544 |
pofbroek |
smokkelbroek:
smókkelbrook (Q013p Uikhoven)
|
golfbroek, pofbroek
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
(een) geappelde:
gapǝldǝ (Q013p Uikhoven)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
18504 |
pompon van een muts |
floche (fr.):
b.v. een flosj aan zenen hood.
flosj (Q013p Uikhoven),
poes:
b.v. een pats met een roi-j poes bovenop.
poes (Q013p Uikhoven)
|
floche (fr.): kwastje || pompon
III-1-3
|
19957 |
poort |
poort:
pōǝ.rt (Q013p Uikhoven)
|
Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s]
I-6
|
33796 |
poot |
poot:
pu̯ǫt (Q013p Uikhoven
[(mv pi̯ø̜i̯)]
)
|
Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b]
I-9
|
22806 |
pop |
pop:
póp (Q013p Uikhoven)
|
Pop.
III-3-2
|