23414 |
priesterkoor |
koor:
koir (Q013p Uikhoven)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22356 |
priktol |
dop:
dob (Q013p Uikhoven),
Kènger spelen mèt den dop; vgl. kokkerel.
dop (Q013p Uikhoven)
|
3. Prik- of werptol. || Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
30124 |
profielbalken |
poutrelles:
putrɛl (Q013p Uikhoven),
pǝtrɛl (Q013p Uikhoven)
|
IJzeren profielijzers, vaak met I-vormige doorsnede, die worden gebruikt bij het vervaardigen van een troggewelf. Zie ook afb. 33. D.i.n. in het woordtype 'd.i.n.-balken' is een afkorting van ø̄deutsche Industrienormø̄. [N 32, 20b; monogr.]
II-9
|
30065 |
profielen |
profielen:
prǫfilǝn (Q013p Uikhoven)
|
Gladde, rechte houten balkjes met een lengte van ongeveer 1,80 cm en een doorsnede van 7,5 x 7,5 cm, die verticaal op de hoeken van het metselwerk worden geplaatst. Zij worden gebruikt om het loodrecht opmetselen van de muren te bevorderen. Zie ook afb. 28. [N 31, 7a; monogr.]
II-9
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
ploem (Q013p Uikhoven)
|
pluim [b.v. op hoed]
III-1-3
|
22310 |
proppenschieter |
knapbus:
knabbus (Q013p Uikhoven),
knapbəsj (Q013p Uikhoven)
|
Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
22312 |
proppenschieter add. |
knapbus:
De knabbösj weurd gemaakt van enen heulenteulen stek.
knabbösj (Q013p Uikhoven)
|
Klapbusj: speeltuig om water te spuiten.
III-3-2
|
20911 |
pruim |
bakpruim:
bakproem (Q013p Uikhoven),
mirabel (fr.):
mirabel, dim. bĕlke (Q013p Uikhoven),
reine claude (fr.):
= reine-claude; ook wel "hangelaoten" genoemd, omdat de eigenaar ze niet zelf at maar verkocht en daarom "liet hangen" (?).
gringelaoten (Q013p Uikhoven),
sint-katrienpruim:
dikke blauwe soort, veelgebruikt voor vlaai
sintekatrieneproem (Q013p Uikhoven)
|
bakpruim || pruim, soort
I-7
|
18926 |
prutsen |
fiemelen:
fiemelen (Q013p Uikhoven),
fisternllen (rh.):
fisternöllen (Q013p Uikhoven),
klommelen:
klómmelen (Q013p Uikhoven)
|
prullen, prutsen || prutsen, knutselen || prutsen, prullen
III-1-4
|
18908 |
prutser |
fiemelaar:
fiemelèer (Q013p Uikhoven),
klommelaar:
klómmelèer (Q013p Uikhoven),
voddenvent:
voddevĕnt (Q013p Uikhoven)
|
prutser || slechte stielman
III-1-4
|