32880 |
snede van het blad van de zeis |
snid:
snīt (Q013p Uikhoven),
waat:
wā.t (Q013p Uikhoven)
|
De scherpe snijdende binnenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 4. Bedoeld is hier de algemene benaming voor de snijkant van de zeis. In sommige gebieden, met name in enkele dorpen tussen het waat-gebied (in het noorden van Belgisch Limburg) en het snede-gebied (in het zuiden ervan) wordt onderscheid gemaakt tussen de eigenlijke snede en het haarpad: de smalle rand die bij het haren op het zeisblad wordt geslagen en waarvan de snede het uiteinde vormt. Zie voor deze laatste het volgende lemma: ''haardpad''. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in gebracht.' [N 18, 68d; JG 1a, 1b, 2c; add. uit N 17, 100; monogr.]
I-3
|
20115 |
sneeuwklokje |
sneeuwklokje:
-
snjeèklökske (Q013p Uikhoven)
|
sneeuwklokje [DC 56 (1981)]
III-4-3
|
17590 |
snuit |
snuits:
snū.ts (Q013p Uikhoven)
|
Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-9
|
18196 |
sok |
sok:
zok (Q013p Uikhoven)
|
sok
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
bindel:
! Een J in t plat ès ene bingel.
bingel (Q013p Uikhoven)
|
jarretel (fr.): kous- of sokophouder
III-1-3
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
soldaotekèrkhof (Q013p Uikhoven)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
solderen:
sǫldē̜rǝ (Q013p Uikhoven)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
18774 |
soorten schoenen |
schoenen met spek:
sub spek.
sjoon mèt spek (Q013p Uikhoven)
|
schoenen met gele rubberzolen [spekschoenen]
III-1-3
|
33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ømrāpǝ (Q013p Uikhoven)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
34576 |
spaak |
speken:
spęi̯.kǝ (Q013p Uikhoven)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|