20165 |
spenen |
spenen:
spięnǝ (Q013p Uikhoven)
|
Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59]
I-9
|
24247 |
sperwer |
sperwer:
sperwer (Q013p Uikhoven),
stootvogel:
stoitvogel (oi als in fr. bois) (Q013p Uikhoven)
|
sperwer [DC 42b (1967)]
III-4-1
|
26360 |
spie |
kijl:
kī.l (Q013p Uikhoven),
spie/spij:
spe(i̯) (Q013p Uikhoven)
|
De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2]
I-3
|
17569 |
spier |
spier:
speer (Q013p Uikhoven)
|
pees, spier
III-1-1
|
22401 |
spiertje trekken |
spiertje trekken:
Sub spier. Wie het langste trekt, wint.
spirke trèkken (Q013p Uikhoven)
|
[Spiertje trekken].
III-3-2
|
21373 |
spijbelen |
heggenschool:
heggeschool (Q013p Uikhoven)
|
Hoe noemt men het heimelijk, zonder medeweten van de ouders, wegblijven van school? [Lk 03 (1953)]
III-3-1
|
18202 |
spijkerbroek |
jeansbroek:
zjiensbrook (Q013p Uikhoven)
|
Spijkerbroek (jeans). Hoe noemt de dialectsprekende jeugd in de plaats waarvoor u het dialekt optekent dit? [DC 58 (1983)]
III-1-3
|
33133 |
spikken |
spikken:
(enkelv)
spek (Q013p Uikhoven)
|
Onder spikken (of het enkelvoud: spik) verstaat men doorgaans een verbijzondering van het begrip "graanafval", namelijk het (onvolgroeide) graan met het kaf er nog omheen, dat dus niet heeft losgelaten bij het dorsen. Deze spikken worden dan als varkensvoer gekookt. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graanafval'' (6.1.30). [N 14, 35d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
20121 |
spinnen |
snorken:
sno.rəkə (Q013p Uikhoven)
|
spinnen [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
18088 |
spit |
kramer:
de krjeèmer in de rōk höbben (Q013p Uikhoven)
|
Een plotseling optredende, lang aanhoudende spierkramp die bij een bepaalde beweging, meestal aan 1 zijde, in de lendenspieren optreed? (Nederlands: spit) [DC 60 (1985)]
III-1-2
|