e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Uikhoven

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stengel, steel steel: stīǝ.l (Uikhoven) Stengel, als deel van een plant. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4
sterven doodgaan: dwoad goan (Uikhoven), kapotgaan: kapot˲gǭn (Uikhoven), kǝpǫt˲guǝn (Uikhoven), sterven: sterven (Uikhoven) Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven van een mens [N 38 (1971)] I-11, III-2-2
sterven van een plant kapot gaan: kapot goan (Uikhoven) sterven van een plant [N 38 (1971)] III-4-3
steunklos klos: klǫs (Uikhoven) Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.] II-9
stier duur: dø̄r (Uikhoven) Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15] I-11
stijfkop motserd: mótserd (Uikhoven), motskop: mótskop (Uikhoven), stijfnak: stiefnak (Uikhoven) iemand die stijfkoppig zwijgt || stijfkop III-1-4
stijgbeugels stijgbeugelen: stibø̄.gǝlǝ (Uikhoven), stijgbeugels: stibø̄.gǝls (Uikhoven) Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b] I-10
stikken stikken: stekǝn (Uikhoven) Het door middel van een draad aan elkaar bevestigen van twee stukken leer. Volgens de informanten wordt de term naaien gebezigd voor het vroegere handwerk (L 163a, Q 112a) en stikken voor het latere machinale werk (L 163a, Q 18 en Q 112a). [N 60, 54a; N 60, 239] II-10
stikmachine stikmachine: stekmǝšin (Uikhoven) De machine waarmee men het stikwerk verricht. "Het stikken gebeurt tegenwoordig met uitzondering van het zware waterwerk, dat met de hand wordt gestikt, met een machine, in hoofdzaak van het zelfde model als de gewone naaimachine, alleen zwaarder gebouwd." (Directie, pag. 299). Een linkse-arm-machine duidt op het feit de de arm van de machine in dit geval links van de werkende persoon staat, hetgeen het werken zeer ten goede komt, omdat hierdoor hand noch oog gehinderd worden (zie Kn√∂fel I, pag. 258). [N 60, 63; N 60, 237] II-10
stilstaan hou: ou̯ (Uikhoven), ju(j): jȳ (Uikhoven) Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.] I-10