30128 |
tongewelf |
keldergewelf:
kęldǝrgǝwø̜lǝf (Q013p Uikhoven),
tongewelf:
tongǝwø̜lǝf (Q013p Uikhoven)
|
Gewelf waarvan de dwarsdoorsnede een halve cirkel of een ellips is. [N 32, 22b]
II-9
|
23464 |
torenhaan |
t hantje van dn taore?].:
haan (Q013p Uikhoven)
|
De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23456 |
torenspits |
torenspits:
torespits (Q013p Uikhoven)
|
De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23300 |
torenuurwerk |
torenklok:
toreklok (Q013p Uikhoven)
|
Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29108 |
tornen |
losmaken:
losmākǝ (Q013p Uikhoven)
|
De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38]
II-7
|
23159 |
touwtjespringen |
koordjespringen:
Sub koord.
`t keûrdsje sprèngen (Q013p Uikhoven)
|
Touwtje springen.
III-3-2
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechter:
trɛxtǝr (Q013p Uikhoven)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19292 |
treiteren |
jensen:
jénsen (Q013p Uikhoven)
|
onvriendelijk plagen
III-1-4
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
ogen:
ǫu̯.gǝ (Q013p Uikhoven)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
monica:
móneca (Q013p Uikhoven),
trekzak:
Sub trek.
trèkzak (Q013p Uikhoven)
|
Hoe noemt men in uw dialect de trekharmonica of accordeon? Het gaat om de meest gebruikte benaming, niet om grappige namen. [DC 52 (1977)] || Trekharmonica.
III-3-2
|