23179 |
verwoed kaarter |
kaartmoer:
Sub kaart.
kaartmoor (Q013p Uikhoven)
|
Verwoede kaartspeler, -speelster.
III-3-2
|
31128 |
verzolen |
voor en achter lappen:
vø̜̄r ɛn axtǝr lapǝn (Q013p Uikhoven)
|
Het van nieuwe zolen voorzien van de schoenen. [N 60, 232b]
II-10
|
30026 |
verzopen kalk |
verzopen:
vǝrzōpǝ (Q013p Uikhoven)
|
Kalk waaraan tijdens het blussen teveel water is toegevoegd waardoor deze te sterk afkoelt. [N 30, 34; monogr.]
II-9
|
23312 |
vespers |
vespers (<lat.):
vespers (Q013p Uikhoven)
|
De op grote feesten gehouden namiddagdienst waarin door het koor psalmen worden gezongen: de vespers, de vesper. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18277 |
vest |
gilet (fr.):
! Ene G heèt gein mówen, e kamezeûlke wel.
zjielee (Q013p Uikhoven)
|
gilet (fr.)
III-1-3
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (Q013p Uikhoven),
mesten:
mɛstǝn (Q013p Uikhoven)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vø̄.lǝ (Q013p Uikhoven)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
30166 |
vierkante voegspijker |
vierkantig ijzer:
vērkɛntex˱ īzǝr (Q013p Uikhoven)
|
Voegspijker waarvan het blad een vierkante doorsnede heeft. In Q 100 en Q 101 werd de vierkante voegspijker gebruikt om natuursteen te voegen, in L 382 om terugliggend voegwerk te maken. In Q 121 noemde men voegwerk dat met behulp van dit werktuig was gemaakt: 'viereckewerk' ('vēr`'kwęrǝk'). In Q 99* was dit type voegspijker zeldzaam en het had daarom ook geen specifieke naam. In Q 202 was de vierkante voegspijker onbekend, wel kende men daar een 'driehoekig ijzer' ('drējhukex˱ īzǝr'). [N 32, 33c; monogr.]
II-9
|
20574 |
vieruursboterham |
koffie, de -:
kōͅfi (Q013p Uikhoven)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 15 uur 30 [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
24265 |
vink |
boekvink:
soms verhaspeld tot brookvenk
bookvenk (Q013p Uikhoven)
|
botvink
III-4-1
|