23362 |
vrouwenkant |
epistelkant:
epistelkant (Q013p Uikhoven)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vroluj kleier (Q013p Uikhoven)
|
Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
ondergoed voor vrouwlui:
ongergood veur vroluj (Q013p Uikhoven)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
lijfje:
liefke (Q013p Uikhoven)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
meidjesgek:
meèdsjesgĕk (Q013p Uikhoven),
vrouwluigek:
vrolu-jgĕk (Q013p Uikhoven)
|
vrouwenloper || vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
22899 |
vuurtje stoken |
vuurtje stoken:
Sub vuur: Vuurke stoken oppen herfst bi-j de keu, vuurtje aanleggen in open lucht.
vuurke stoken (Q013p Uikhoven)
|
Vuurtje aanleggen.
III-3-2
|
29814 |
vuurvaste stenen |
vuurvaste stenen:
vȳrvastǝ stęjn (Q013p Uikhoven)
|
Stenen die bestand zijn tegen vuur. Zij worden onder meer gebruikt bij de bouw van ovens. Het woorddeel chamotte- in de woordtypen chamottestenen en chamottebrikken verwijst naar het mengsel van fijngemalen scherven dat bij dit soort stenen aan de klei wordt toegevoegd. [N 30, 54b; N 98, 160 add.]
II-8
|
34562 |
wagen |
wagel:
wā.gǝl (Q013p Uikhoven)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
17943 |
waggelen |
waggelen:
wakkele (Q013p Uikhoven)
|
slingerend lopen [N 38 (1971)]
III-1-2
|
25525 |
wan |
wan:
wā.n (Q013p Uikhoven)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|