e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Uikhoven

Overzicht

Gevonden: 1949
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
communie communie (<lat.): kemune (Uikhoven) De communie, deel van de mis waarin priester en gelovigen communiceren [kemuunie, kómmelejoeën?]. [N 96B (1989)] III-3-3
communie-uitdeling communie (<lat.) uitdelen: kemunie oetdeilen (Uikhoven) Communie-uitdeling, communie-uitreiking buiten de mis (b.v. zondagmorgen een (half) uur vóór de vroegmis). [N 96B (1989)] III-3-3
communiebank communiebank: kemunebank (Uikhoven) De balustrade aan de voet van het priesterkoor, waaraan de gelovigen de communie ontvangen [communiebank?]. [N 96A (1989)] III-3-3
conferentie conferentie (<lat.): konferense (Uikhoven) Een gemeenzame, geestelijke toespraak [conferentie?]. [N 96B (1989)] III-3-3
consecratie consecratie (<lat.): konsekrase (Uikhoven) De consecratie [wandloeng?]. [N 96B (1989)] III-3-3
credo credo (lat.): kredo (Uikhoven) De gebeden of gezongen geloofsbelijdenis, het Credo. [N 96B (1989)] III-3-3
cultivator, extirpator extirpator: ɛkspātǝr (Uikhoven) De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.] I-2
daas (tabanidae) blinddaas: bleͅŋø͂ͅs (Uikhoven), blinddees: blèngeûs (Uikhoven), praam: praam (Uikhoven) daas, blindaas || horzel || insect I [Goossens 1b (1960)] III-4-2
dagwijdte dagmaat: dāxmǭt (Uikhoven) De afstand tussen de twee zijkanten van de muuropening, waarover de boog wordt gemetseld. [N 32, 17c] II-9
dak dak: dāk (Uikhoven) Het gehele samenstel dat de bedekking vormt van een huis of gebouw. Het bestaat uit een kap die wordt afgedekt met pannen, leien, zink, ijzer, stro of riet en die rust op de muurplaat of balklaag. Men onderscheidt verschillende dakvormen. Zie ook de volgende lemmata. [S 6; L 1a-m; L 8, 66; L 12, 9; L A2, 500; N 32, 43a; monogr.; Vld.] II-9