32791 |
de eg lichten |
luchten:
løxtǝ (Q013p Uikhoven)
|
De eg tijdens het eggen met de egstok optrekken, om het onkruid e.d. van de tanden af te laten vallen. Om dit te bereiken kan men de eg ook laten "dansen": bij elke tweede stap trekt men de eg van achteren een weinig naar links (of rechts), waardoor ze een zigzaggende gang krijgt. Bij de onderstaande termen is het object steeds de eg. [JG 1a; JG 1b add.; N 11, 73 add.; N 11A, 166a; div.; monogr.]
I-2
|
32770 |
de gezamenlijke balken van de eg, het egraam |
balken:
(sg ba.lǝk)
bɛ.lǝk (Q013p Uikhoven)
|
De eg bestaat uit een aantal hoofdbalken die onderling verbonden zijn door dwarsbalkjes of scheien. Tezamen vormen ze het raam van de eg. De in dit lemma opgenomen termen zijn van toepassing op de egbalken in het algemeen. Ze werden opgegeven als benaming voor zowel de hoofd- als de verbindingsbalkjes. Aan het eind van het lemma zijn een aantal voor zichzelf sprekende termen opgenomen, die betrekking hebben op het door hoofd- en dwarsbalkjes gevormde geraamte van de eg. [JG 1a + 1b; N 11, 69a + b; N 11A, 155c; monogr.]
I-2
|
32836 |
de grond vasttreden, aanstampen |
aantreden:
ān[treden] (Q013p Uikhoven),
plattreden:
plat[treden] (Q013p Uikhoven)
|
In de moestuin of op een klein perceeltje kan men - wanneer men niet over een hand- of tuinrol beschikt - de bewerkte grond platkloppen met de spade, de schoep of een plet-plank ofwel vasttreden met de voeten, waarbij dan vaak plankjes onder de klompen worden gebonden. Voor de dialectvarianten van het woord(deel) ''treden'' zij verwezen naar het lemma ''het land aftreden''. [JG 1a + 1b + 1d; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
23594 |
de kaarsen aansteken |
aanmaken:
keersen aanmaken (Q013p Uikhoven)
|
De kaarsen aansteken [aanstèèke, aanstaoke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23599 |
de kaarsen doven |
uitblazen:
keersen oetblozen (Q013p Uikhoven),
uitdoen:
keersen oetdoon (Q013p Uikhoven)
|
De kaarsen doven, uitmaken, uitdoen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22389 |
de kaarten couperen |
heffen:
höffen (Q013p Uikhoven)
|
Heffen: hoopje speelkaarten afnemen.
III-3-2
|
30052 |
de kelder uitgraven |
(de) kelder uitgooien:
kęldǝr ūt˲gwajǝ (Q013p Uikhoven),
(de) kelder uitgraven:
kęldǝr ūt˲grāvǝ (Q013p Uikhoven)
|
De kelderruimte van het bouwwerk met behulp van de steekschop uitgraven. [N 30, 25b; monogr.]
II-9
|
23697 |
de kerkgang maken |
de kerkgang doen:
kèrkgank doon (Q013p Uikhoven)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33870 |
de merrie dekken |
rossen:
rǫsǝ (Q013p Uikhoven)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
23550 |
de mis dienen |
de mis dienen:
mès denen (Q013p Uikhoven)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|