30101 |
achterwerkers |
blokken:
blø̜k (Q013p Uikhoven)
|
Metselstenen voor de binnenste spouwmuur. Volgens de invuller uit L 210 werden de binnenmuren van een goedkopere en zachtere steen opgetrokken. Ze werden na het metselen met een troffel met specie bestreken en met een natte handveger glad gestreken. Het opmetselen van de binnenmuur werd in L 289 en L 289b 'binnenwerk' ('benǝwęrǝk') of 'achterwerk' ('axtǝrwęrǝk') genoemd. Zie voor het woordtype 'boerengrauw' ook het lemma 'Metselsteenkwaliteit' in wld ii.8, pag. 72. [N 31, 35g; monogr.]
II-9
|
30172 |
afborstelen |
borstelen:
bø̄rstǝlǝ (Q013p Uikhoven)
|
De in de voeg aangebrachte, nog natte mortel afborstelen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Borstelwerk'. [N 32, 34c]
II-9
|
34247 |
afgeroomde melk |
afgeroomde melk:
āfxǝrø̜u̯mdǝ mę.lǝk (Q013p Uikhoven),
laat:
lǭtǝ (Q013p Uikhoven)
|
De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.]
I-11
|
23691 |
aflaat |
aflaat:
aaflaot (Q013p Uikhoven)
|
Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
34009 |
afladen |
afladen:
āflā.i̯ǝ (Q013p Uikhoven)
|
Wanneer de kar met de lading op de plaats van bestemming is aangekomen, wordt deze laatste afgeladen. Vergelijk voor het woordtype aftrekken ook het lemma Mest Van De Kar Aftrekken in WLD I, afl. 1, p. 11. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-10
|
20437 |
afleggen van een dode |
afleggen:
e liek aaflègken (Q013p Uikhoven),
op de schoof leggen:
oppe sjouf lègken (Q013p Uikhoven)
|
lijk opbaren || opbaren
III-2-2
|
23734 |
afraffelen |
aframmelen:
aaframmelen (Q013p Uikhoven)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32517 |
afranden |
de boord korven:
dǝ bōrt kø̜rǝvǝ (Q013p Uikhoven)
|
Het vlechten van de bovenste rand van de mand. [N 40, 67]
II-12
|
19872 |
afrikaantje |
stinker:
stinkers (Q013p Uikhoven),
stinkertje:
stinkerkes (Q013p Uikhoven)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)]
III-2-1
|
34245 |
afromen |
afromen:
ā.frø̜u̯mǝ (Q013p Uikhoven)
|
De room van de melk scheppen. Men kon de room van de melk scheiden door met een houten latje de room tegen te houden, terwijl de ontroomde melk door de tuit van de in schuine stand gehouden roomschotel wegvloeide. Een andere methode was de melk overgieten of aflaten in een andere kruik of emmer, terwijl men de aan de oppervlakte gevormde room tegenhield door blazen. Een modernere manier van scheiden van room en melk gebeurde met de melkmachine of centrifuge. [A 23, 3; Lu 1, 3; JG 1a, 1b, 1d; Vld.; monogr.]
I-11
|