33237 |
knolvoer, rapen (coll.) |
groen:
grø̄n (Q013p Uikhoven)
|
Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a]
I-5
|
18262 |
knoop |
knoop:
knoup (Q013p Uikhoven)
|
knoop
III-1-3
|
32990 |
knoop van de korenhalm |
knoop:
(mv knø̜y.p)
knǫu.p (Q013p Uikhoven)
|
De verdikking die zich op regelmatige afstanden in de stengel van de korenhalm bevindt. Ook de opgegeven meervoudsvormen van de woordtypen knoop en knook zijn in het lemma opgenomen; cf. hoop met meervouden in het lemma ''molshoop in het grasland'' (2.5) in aflevering I.3. Zie afbeelding 2, c. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
34337 |
knorren |
knorren:
knorǝ (Q013p Uikhoven)
|
Het natuurlijke geluid van een varken. [N 19, 23; Wi 56; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
19350 |
knorrepot |
grijnijzer:
cf. WNT V., kol. 722 ev. s.v. "Grijn (I)"1. grommer, kniezer, brompot ...; zie ook kol. 723 s.v. "grijnen - grienen"en "grijnebalk- grienebalk"en in kol. 725 s.v. "grijnpot - grienpot". Zie ook VD. s.v. "grienen"etc.
grieniezer (Q013p Uikhoven)
|
knorpot
III-1-4
|
34058 |
koe |
koe:
kō (Q013p Uikhoven)
|
Volwassen vrouwelijk rund, in de regel een rund dat één of meerdere keren gekalfd heeft. Zie afbeelding 5. Op de kaart is het woordtype koe niet opgenomen. [JG 1a, 1b; A 3, 37; A 4, 11; Gwn V, 2a; L 1a-m; L 4, 37; L 5, 27b; L 7, 61b; L 14, 26 en 88; L 20, 11; L 27, 5 en 57; L 29, 44; L 38, 44; L 40, 21b; L 44, 16, 21a en 39; R 12, 29; R (s]
I-11
|
34213 |
koeherder |
koeherd:
kōwɛ̄rt (Q013p Uikhoven)
|
Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
32567 |
kolenmand |
kolenmandel:
kōlǝmandǝl (Q013p Uikhoven)
|
Mand waarin steenkool wordt geladen. Kolenmanden werden in Stokkem (L 423) vervaardigd van ruw vlechtwerk. Ze werden gebruikt in de Luikse staalfabrieken bij het stoken van de staalovens. [N 40, 95; N 40, 110]
II-12
|
20005 |
konijn |
konijn:
knī.n (Q013p Uikhoven),
pl.
knin (Q013p Uikhoven)
|
konijn(tje) [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
24322 |
konijnenhol |
pijp:
piep (Q013p Uikhoven)
|
konijnenhol [DC 55 (1980)]
III-4-2
|