20443 |
lijkbaar |
baar:
baor (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
baar || Lijkbaar.
III-2-2, III-3-3
|
20254 |
lijkenhuisje |
dodenhuisje:
doi-jenhuuske (Q013p Uikhoven, ...
Q013p Uikhoven)
|
dodenhuisje || Het gebouwtje op of bij het kerkhof, waar de lijkbaar staat en waar men vroeger zo nodig een lijk tijdelijk onderbracht [lijkenhuisje, liek(e)huuske, dodenhuisje, doeëdehuus-je?]. [N 96A (1989)]
III-2-2, III-3-3
|
20466 |
lijkwagen |
dodenwagel:
doi-jewagel (Q013p Uikhoven)
|
dodenwagen
III-2-2
|
32014 |
lijmknecht, sergeant |
sergeant:
sǝržant (Q013p Uikhoven)
|
Houten of metalen werktuig waarmee te lijmen delen vastgeklemd kunnen worden. Het bestaat uit één of twee lange benen waarop twee dwarsstukken zitten die met behulp van een draadspil naar elkaar toe gedraaid kunnen worden en de te lijmen delen op deze wijze vastklemmen. Lijmknechten bestaan in verschillende uitvoeringen en afmetingen. Met de in dit lemma opgenomen benamingen worden doorgaans grotere lijmknechten aangeduid, waarbij de lengte van het been of de benen meer dan 30 cm bedraagt. Zie ook afb. 120 en 121. [N 53, 216c; N 53, 217b; N 53, 215; N G, 15; monogr.]
II-12
|
22329 |
lijn waar het spel begint |
kreis (du.):
Du. Kreis. De kènger trèkken een kreits oppe grónd: streep.
kreits (Q013p Uikhoven),
schraam:
vgl. pag. 150: sjraom, zie schraam.
sjraom (Q013p Uikhoven)
|
Schraam (kreits, streep). || Streep.
III-3-2
|
30160 |
lintvoeg |
lintvoeg:
lent˲[voeg] (Q013p Uikhoven)
|
Horizontale voeg. Zie ook afb. 41. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(voeg)' het lemma 'Voeg'. [N 32, 29b; monogr.]
II-9
|
17617 |
lip |
lip:
løp (Q013p Uikhoven)
|
Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
lip:
løp (Q013p Uikhoven)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
lètteni-j (Q013p Uikhoven)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23445 |
liturgische gewaden |
miskleren:
mèskleier (Q013p Uikhoven)
|
De paramenten, de liturgische gewaden. [N 96A (1989)]
III-3-3
|