e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P121p plaats=Ulbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
plooi plooi: plōj (Ulbeek) Elk van de rimpels of golfachtige vormen die in een weefsel ontstaan, wanneer zij op korte afstanden in tegengestelde richting omgeslagen worden. Zie voor diverse soorten plooien afb. 45. [N 62, 12c; N 62, 12b; L 40, 50; Gi 1.IV, 35; MW; monogr.] II-7
poken keuteren: kəttere (Ulbeek) in de kachel poken [ZND 40 (1942)] III-2-1
politie police (fr.): de poelis hèt hûm aangehaâ (Ulbeek) De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] III-3-1
politieagent police (fr.): inne polis (Ulbeek) Hoe heet << een politieagent >> ? [ZND 40 (1942)] III-3-1
polsmof manchet: mansjetten (Ulbeek), moffel: moefel (Ulbeek) een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)] III-1-3
pommelee, appelschimmel pommelee: pomǝ`lęi̯ (Ulbeek) Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e] I-9
poort poort: puǫ.t (Ulbeek) Opgenomen zijn de benamingen die de poort in het algemeen. Zie ook de lemmata "stalpoort, staldeur" (2.1.3) en "schuurpoort" (3.1.2). Zie de afbeeldingen 22, (a) ronde poort; 23, (b) rechthoekige poort; en 24, (c) details van de poort. In de toegevoegde klankkaart zijn de lengte van klinker en de gevallen van pseudo-klankverschuiving van de slot-t aangegeven. Zie afbeelding 18. [N 7, 48a; JG 1a, 1b; A 10, 7a en 7b; L A2, 286; L 5, 56; L 12, 5; R (s] I-6
poot poot: pő̜u̯t (Ulbeek  [(mv pő̜u̯tǝ)]  ) Tussen haakjes de meervoudsvorm. [JG 1a, 1b] I-9
pootgoed, pootaardappelen plantpatatten: plãnt[patatten] (Ulbeek), plantzaad: plá.nt˲zōǝt (Ulbeek) Mooie aardappelen worden apart gehouden om in het volgend seizoen gepoot te worden, als pootaardappelen. Pootaardappelen mogen niet te groot en niet te klein zijnen er mogen veel ogen in zitten. Ze worden op een koele plaats, in de kelder, bewaard. Voor de fonetische documentatie van de woordtypen voor aardappel, zie het lemma Aardappel. [N M, 15; JG 1a; L 40, 55; monogr.; add. uit N M, 22] I-5
pop pop: poep (Ulbeek) Een pop. [ZND 40 (1942)] III-3-2