17540 |
lichaam |
lichaam:
licham (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek),
lichaom (P121p Ulbeek),
lijf:
leif (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
lijf (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
Brutaler uitgedrukt
lijf (P121p Ulbeek)
|
het lichaam [ZND 30 (1939)] || het lijf [ZND 30 (1939)]
III-1-1
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
krikkel:
ook materiaal znd 28, 49
kriekel (P121p Ulbeek)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21473 |
lid van een vereniging |
lid:
iej lit van ’n vereeniging (P121p Ulbeek)
|
Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
liedje (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
altijd verkleind; lied wordt niet gezegd.
liedje (P121p Ulbeek),
altijd verkleind; men zegt altijd liedje.
lietje (P121p Ulbeek)
|
Een lied, een liedje. [ZND 30 (1939)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)]
III-3-2
|
19085 |
liegen |
liegen:
liege (P121p Ulbeek),
liegen (P121p Ulbeek)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|
17647 |
lies |
lies:
lies (P121p Ulbeek),
lis (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek,
P121p Ulbeek)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelievevrouwbolletje:
ook in ZND 16, 006
onzelievevrouwbolleke (P121p Ulbeek),
slevroobelleke (P121p Ulbeek)
|
lieveheersbeestje [ZND 05 (1924)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
liegen (P121p Ulbeek),
liège (P121p Ulbeek)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25; komt zelden voor
lijkbeeër (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek),
lijkwaker:
znd 1 a-m; znd 30, 25; hier zegt men -
lijkwaker (P121p Ulbeek, ...
P121p Ulbeek)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijnzaadmeel:
[lijnzaad]mīǝl (P121p Ulbeek)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|